De meeste duurzame ontwikkelingsdoelstellingen lezen vandaag nog even urgent als vijftien jaar geleden. Maar één SDG verdient meer kritiek. Nummertje acht, ofwel ‘waardig werk en economische groei’. Dat lijkt onontbeerlijk om ons collectieve welvaart te garanderen, maar wat begrijpen we onder groei? En kunnen we wel blijven groeien op een eindige planeet?
Laat ons eerst en vooral economische groei definiëren. Daarmee bedoelen we doorgaans de groeiende omvang van onze economie, uitgedrukt in een bruto binnenlands product (bbp). Het bbp is een indicator die de totale waarde weergeeft (in marktprijs uitgedrukt) van alle goederen en diensten van bedrijven en de overheid die per jaar binnen de grenzen van een land worden verhandeld.
Een kop kruidenthee verkopen, of een olievlek opkuisen, beide dragen bij aan een groter bbp.
Dat kan dus gaan over de verkoop van een kop kruidenthee, of over het opkuisen van een olievlek. Beide dragen bij aan een groter bbp. Hoewel het dus ook onwenselijke activiteiten meet, geeft een groeiend bbp ons als maatschappij het signaal dat we ‘goed bezig’ zijn. ‘Economisch groeien’ vinden we belangrijk omdat we het gelijkstellen aan sociale vooruitgang en welvaart.
Een goede levensstandaard
Dat is zo tot op een zeker niveau. Groei maakte een bepaalde levensstandaard en een uitgebouwde infrastructuur mogelijk. Maar vanaf een bepaalde drempel wordt groei ecologisch desastreus en sociaal onwenselijk. Dat is waar de kanttekeningen bij de groei belangrijk worden.
De groei van het bbp is nauw verbonden met het grondstoffengebruik. Dat is op zijn beurt verantwoordelijk voor meer dan 90 procent van de totale wereldwijde ecologische schade zoals biodiversiteitsverlies. Tussen 1970 en 2020 steeg het hulpbronnengebruik van 28 tot 100 miljard ton per jaar, ongeveer het dubbele van wat beschouwd wordt als de absolute bovengrens.
In hoge-inkomenslanden verbruiken we per capita vier keer zoveel grondstoffen als duurzaam is, en veel meer dan nodig voor menselijk welzijn. Groei is onlosmakelijk gekoppeld aan CO2-emissies, en tot dusver is er geen empirisch bewijs voor de stelling dat groei en CO2-uitstoot ontkoppeld kunnen worden. Bovendien zijn hoge-inkomstenlanden verantwoordelijk voor 92 procent van de emissies die de planetaire grenzen overschrijden. Dit is onrechtvaardig en onhoudbaar.
Groei is onlosmakelijk gekoppeld aan CO2-emissies, en tot dusver is er geen empirisch bewijs voor de stelling dat groei en CO2-uitstoot ontkoppeld kunnen worden.
Dat brengt ons bij een volgende kanttekening: er moet er een onderscheid gemaakt worden tussen groei in hoge- en lage-inkomstlanden. Terwijl lage-inkomstlanden binnen hun evenredige deel van de ecologische grenzen blijven, vervullen ze evenwel niet genoeg van de sociale basisnoden. De consensus is dus dat lage-inkomstlanden meer mogen uitstoten en verbruiken om essentiële basisinfrastructuur en -diensten uit te bouwen (denk ziekenhuizen, woningen, watersaneringsinfrastructuur).
Deze economische groei is echter niet oneindig, maar tijdelijk en sector-selectief. Het houdt ook onoverkomelijk in dat hoge-inkomstlanden, met een degelijk sociaal fundament maar met een overschreden ecologisch plafond, per definitie moeten ontgroeien. Dit is niet alleen een kwestie van houdbare ecologische druk, maar ook van globale rechtvaardigheid en sociaal welzijn.
Onderzoek toont aan dat economische groei sociaal welzijn genereert tot een bepaalde drempel, een drempel die België en andere hoge-inkomstenlanden overigens al lang voorbij zijn.
Dit brengt me tot het volgende punt. Hoe vullen we sociaal welzijn, en welvaart in? Bbp is geen maatstaf voor menselijk welzijn. Als we meer welzijn willen creëren, is het nuttiger om te focussen op wat welzijn direct ondersteunt, namelijk de toegang tot een veilig onderkomen, tot gezond voedsel, kwalitatief onderwijs of tot een universele preventieve gezondheidszorg, en nog veel meer. Die toegang moet universeel zijn. Inderdaad, doelen die ook terugkomen in de SDG’s.
Maar is het niet net die groei die de toegang mogelijk maakt tot wat welzijn en voldoening verschaft? Niet helemaal. Onderzoek toont aan dat economische groei sociaal welzijn genereert tot een bepaalde drempel, een drempel die België en andere hoge-inkomstenlanden overigens al lang voorbij zijn. Groei maakt die toegang bovendien niet zomaar mogelijk. Daar zijn maatschappelijke, democratische prioriteiten, en een herverdeling van rijkdom voor nodig.
Elites
Als we de sectoren die essentieel zijn voor ons welzijn willen behouden of zelfs willen opschalen, dan zullen we moeten beslissen welke andere sectoren we stopzetten. Alleen zo komen er kapitaal en capaciteiten vrij, binnen ecologische grenzen.
Reclame, fast fashion, luxe-consumptie zoals riante buitenverblijven en privéjets, goederen en diensten die vooral elites in onze samenleving consumeren, zijn niet alleen ecologisch destructief, ze verhinderen ook wenselijke maatschappelijke investeringen. Bovendien moeten we inzetten op een herverdeling van ons nationaal inkomen, mogelijk gemaakt door sterke progressieve belastingen of een rijkentaks.
Maar ook een leefbaar inkomen is essentieel voor ons welzijn. Wat leidt tot de vraag hoe we werk kunnen organiseren in een niet-groeigerichte economie. We kunnen werkgelegenheid behouden, en zelfs uitbreiden door de werkweek te verkorten (welkom rust en vrijheid!) en de noodzakelijke arbeid, compatibel met een duurzame transitie, eerlijk te verdelen. Die verdeling kunnen we verzekeren door omscholingsprogramma’s en een jobgarantie.
Als we de sectoren die essentieel zijn voor ons welzijn willen behouden of zelfs willen opschalen, dan zullen we moeten beslissen welke andere sectoren we stopzetten.
De koppeling die SDG 8 maakt tussen waardig werk en economische groei is dan ook onterecht. Het is perfect denkbaar om waardig werk te verrichten zonder dat er een economische groeiagenda aan vasthangt. Dat zien we vandaag al bij not-for-profit coöperaties of in lokale ruilhandel. Werk wordt net onwaardig wanneer een groeilogica het werk dicteert.
Vandaag zien we de burn-outrisico’s en toenemende stress door een ongelimiteerde productiedrift. Toch verdienen werknemers in heel wat sectoren nauwelijks voldoende om rond te komen van hun essentiële arbeid, terwijl een bovenklasse de winsten opstrijkt. Blijvende groei in de hoge-inkomstlanden heeft ontwrichtende gevolgen in lage-inkomstlanden: maakt dat het werk daar waardiger?
We kunnen economische groei dus niet zomaar ‘duurzaam’ noemen. Groei is altijd afhankelijk van de context, heeft een niet-ontkoppelbare ecologische voetafdruk, en zet druk op andere SDG’s die we net zo waardevol vinden. Tijd dus om groei in te ruilen voor een ander ontwikkelingsdoel: gezonde en verbonden levens in harmonie met de rest van de mensheid en de wereld.