‘Geen armoede meer’, de opener van de 17 duurzame ontwikkelingsdoelstellingen. Er is dan wel geen onderlinge rankschikking, toch is die opener veelzeggend. Armoedebestrijding is een doel op zich en is essentieel om ervoor te zorgen dat iedereen kan genieten van een duurzame, leefbare planeet. Niemand wordt achtergelaten, klinkt het.
De verwevenheid tussen de SDG’s is de verwevenheid die we nodig hebben om armoede echt aan te pakken. Een armoedebeleid dat niet investeert in onderwijs, huisvesting, gezondheidzorg en in de leefomgeving kan niet zorgen voor een omslag in de strijd tegen armoede. Ook al zijn er positieve evoluties, aan het huidige tempo zal België haar doelen niet behalen.
De projecties voor 2030 voorspellen een armoederisico van 16,2 procent in België, ver weg van het doel van 10 procent.
‘Geen armoede meer’ werd vertaald naar ‘het armoederisico met de helft verminderen voor iedereen’. Het doel voor België is een risico op armoede en sociale uitsluiting van maximaal 10,8 procent. Sinds de coronacrisis kennen de armoedecijfers een lichte daling. Dat ze in woelige economische tijden niet stijgen, wil zeggen dat overheidsmaatregelen wel degelijke effect hebben.
Maar de projecties voor 2030 voorspellen een armoederisico van 16,2 procent in België, ver weg dus van het doel van 10 procent. De lichte daling die in de cijfers wordt opgemerkt is nog geen trendbreuk. De maatregelen om armoede verder te doen dalen, ontbreken momenteel.
Werken moet lonen?
België ligt dus niet op koers om de doelstelling omtrent armoedebestrijding voor 2030 te halen. Men zou enige urgentie verwachten. Maar helaas struikelen voorzitters en parlementsleden momenteel over elkaar in een opbod van asociale beleidsvoorstellen. Onder het mom van ‘werken moet lonen’ wordt de welvaartsstaat voorgesteld als een al te vrijgevig instrument. Een kwalijke voorstelling die niet gebaseerd is op de beschikbare cijfers, noch op de realiteit. Mensen die in België moeten overleven met een uitkering hebben net een veel hoger risico op armoede. Het inkomen waarover ze beschikken stelt hen bovendien vaak niet in staat om een menswaardig leven te leiden.
SDG-doelstelling 10 wil de ongelijkheid tussen landen en binnen landen terugdringen. Ook daarvoor wordt naar het armoederisico gekeken. Wat opvalt is dat het risico op armoede voor sociale transfers tussen 2005 en 2018 in dalende lijn ging, maar sinds 2020 opnieuw stijgt. Er zijn dus meer sociale transfers nodig om het armoederisico te doen dalen. We slagen er niet om de startposities van mensen gelijker te maken dankzij bijvoorbeeld een betere scholing, meer kansen op de arbeidsmarkt, of een toegankelijke gezondheidszorg.
Het risico op armoede vóór sociale transfers ging tussen 2005 en 2018 in dalende lijn, maar stijgt sinds 2020 opnieuw.
Maar die nood aan meer sociale transfers vereist ook meer financiële middelen. Dat springt in het oog van beleidsmakers die het liefst zo weinig mogelijk herverdelende maatregelen nemen.
Verkiezingsvoorstellen
Op het vlak van inkomensongelijkheid scoort België relatief goed. Maar het is duidelijk dat de recente verkiezingsvoorstellen vooral naar de laagste inkomens kijken. Hoe moet je anders interpreteren dat ‘het verschil tussen werken en niet-werken groter moet worden’?
Wat bedoelen politici wanneer ze voorstellen om het leefloon te verlagen, om sociale voordelen te beperken of het groeipakket rechtstreeks aan scholen uit te betalen? Dat zijn stuk voor stuk zaken die rechtstreeks ingrijpen op het inkomen van mensen in een maatschappelijk kwetsbare positie.
De SDG’s formuleren concrete streefdoelen, waar alle politieke partijen in België zich achter scharen. Hoe kan het dan dat voorstellen die duidelijk tegenstrijdig zijn met de duurzame ontwikkelingsdoelen toch gelanceerd worden? Het is al langer wachten op échte daden, maar nu lijkt zelfs in woorden ‘niemand achterlaten’ heel ver weg.