We worden niet allemaal fit en monter oud. CM-onderzoek toont dat slechts een op de vijf vijfenzestigplussers geen chronische aandoening heeft.
Ouderen hebben dus gezondheids-zorgen. Maar ze kampen ook met andere zorgen, financiële bijvoorbeeld. Bijna 45 procent van de tachtigplussers krijgt een verhoogde tegemoetkoming.
Dat wil zeggen dat ze financieel minder sterk staan en daardoor een hogere terugbetaling van onder andere gezondheidskosten ontvangen. Dat een op de drie vijfenzestigplussers bovendien alleen woont (in Brussel zelfs de helft), speelt natuurlijk mee. Het verzwakt hun financiële positie, maar heeft ook andere consequenties. Het behoeft geen uitleg dat eenzaamheid weleens om het hoekje loert bij onze ouderen.
Wars van de mooie filosofische beschouwingen dat je pas ten volle mens wordt in relatie met een ander, zijn er jammer genoeg heel veel ouderen die op zichzelf zijn aangewezen. Het ontbreekt hen net aan betekenisvolle relaties.
Ik hoor van ouderen dat ze zich zorgen maken over wie ‘later’ voor hen zal zorgen, hoe die zorg eruit zal zien, en of ze verzorgd zullen worden zoals ze dat zelf graag willen. Of er überhaupt nog iemand aan hun bed zal staan, natuurlijk. De cijfers over het personeelstekort in de (ouderen)zorg bereiken ook hen. Ze hebben de gevolgen daarvan mogelijk al aan den lijve ondervonden.
Mensen moeten aan het eind van hun leven kunnen zeggen: ‘Het is wel geweest.’
In het debat over het levenseinde, zetten we daarom best een stap terug. Die stap leidt ons tot de vraag naar de ervaren levenskwaliteit. Het doel van onze gezondheidszorg mag niet zijn om mensen zo oud mogelijk laten worden. Therapeutische hardnekkigheid siert onze zorgverleners, therapeutische verbetenheid doet het omgekeerde.
Mensen moeten aan het eind van hun leven kunnen zeggen: ‘Het is wel geweest.’ In de positieve zin van het woord: geleefd, doorleefd, beleefd.
Maar om dat te kunnen zeggen, moeten we sterker inzetten op mensen oud laten worden op een aangename manier, met en vooral vanuit het ervaren van levenskwaliteit. Die levenskwaliteit is voor elke oudere anders, vandaar het belang van dialoog met de oudere.
Zingeving
Levenskwaliteit draait voor mij om drie dingen: veiligheid, authentieke connectie en zingeving. Mag ik me veilig voelen? Heb ik de garantie dat iemand voor mij zal zorgen? Wordt er nog echt naar mij geluisterd? Ervaar ik nog zin en betekenis? Als het antwoord op die vragen ‘nee’ is, zijn we als samenleving niet goed bezig. Helaas bevestigen de statistieken ons collectieve falen.
Meer dan tien procent van de ouderen kampt met depressie, of klachten van levensmoeheid. De zelfdodingscijfers bij vijfentachtigplussers pieken. Pas wanneer we als samenleving de levenskwaliteit van onze ouderen kunnen garanderen, zijn we klaar voor een echt debat over het levenseinde.
Ik ben ervan overtuigd dat als ouderen echt worden beluisterd en gehoord, gezien en gewaardeerd, ze zelf ook anders naar hun levenseinde kijken. Zelfs als ze met dementie worden geconfronteerd.
Altijd mens
Ik zag hele mooie voorbeelden van zingeving in de documentairefilm Human Forever van de vierentwintigjarige Nederlander Teun Toebes, die bijna vier jaar op de gesloten afdeling van een woonzorgcentrum verbleef. Hij ging overal in de wereld op zoek naar good practices van omgaan met mensen met dementie.
Een prachtige scène speelt zich af in eigen land, in Huis Perrekens, een voorziening voor mensen met dementie in de Kempen. Bewoners bereiden er samen de maaltijd voor, schillen samen patatten, dekken de tafel. Dat is ontegensprekelijk veel meer dan ‘een huishoudelijk taakje’. Het is zelfs de kern van ons bestaan, betekenisvolle kleine en grote momenten beleven met de mensen om ons heen, door bijvoorbeeld een maaltijd te delen. Ook in het behoud van die momenten, moeten we hardnekkig zijn.