Enkel vanuit inzicht in het huidige profiel van ouderen op vlak van gezondheid, kwetsbaarheid en gezondheidszorggebruik, kunnen we een gepast antwoord formuleren. Daarin moet de kwaliteit van leven, zoals mensen die zelf willen ervaren, centraal staan.
Een laag vruchtbaarheidscijfer en een hogere levensverwachting doen de Belgische bevolking de komende jaren vergrijzen. Het aandeel vijfenzestigplussers zal stijgen van bijna een vijfde van de bevolking in 2022 tot een kwart in 2050, en het aandeel tachtigplussers zal in dezelfde periode verdubbelen tot 10,1 procent van de bevolking.
Het aandeel vijfenzestigplussers zal stijgen van bijna een vijfde van de bevolking in 2022 tot een kwart in 2050, en het aandeel tachtigplussers zal in dezelfde periode verdubbelen.
Dat we met zijn allen ouder worden, is op zich geen slecht nieuws, maar niet iedereen wordt oud in goede gezondheid. Veel ouderen krijgen te maken met acute en vooral chronische gezondheidsproblemen en een verlies van zelfredzaamheid, en moeten beroep doen op zorg en ondersteuning.
De vergrijzing zal dan ook leiden tot een toename van de vraag naar zorg en ondersteuning. Dat vormt een grote maatschappelijke uitdaging.
Om de samenleving voor te bereiden en een gepast antwoord te kunnen formuleren, is inzicht in het huidige profiel van de ouderen belangrijk. Wat is hun gezondheidstoestand en op welke zorg doen ze een beroep? Zijn er verschillen tussen groepen ouderen? De antwoorden zijn richtinggevend voor het toekomstig beleid. Daarom analyseerde CM de data van een miljoen CM-leden ouder dan 65 jaar over de periode van 2016 tot 2022.
Vier op de vijf ouderen heeft minstens één chronische aandoening
Voor het gezondheidsprofiel van de 65-plussers, onderzocht CM de prevalentie van 22 aandoeningen, gedetecteerd op basis van medicatiegebruik of het gebruik van specifieke gezondheidszorg. In 2022 heeft slechts een op de vijf CM-ouderen geen enkele van die aandoeningen.
Gemiddeld lijden ze aan twee aandoeningen, met als meest voorkomende hart- en vaatziekten (68,4 procent) en trombose (41,2 procent), gevolgd door diabetes (18 procent), psychische problemen (13,2 procent), chronisch longlijden (9,8 procent) en schildklieraandoeningen (9,2 procent).
Aangezien ziekenfondsgegevens enkel personen kunnen identificeren die in de loop van een jaar voor die aandoeningen een bepaalde behandeling kregen, en andere aandoeningen niet gedetecteerd kunnen worden in de data, is de morbiditeit bij ouderen in realiteit nog groter.
Uit statistieken van het Federaal Planbureau en Eurostat weten we dat een 65-jarige vrouw gemiddeld nog 10,2 jaar in slechte gezondheid leeft (voor mannen is dat 7 jaar). Het risico op overlijden gedurende het jaar is 3,7 procent voor 65-plussers en loopt op tot 12 procent bij 85-plussers.
Hoge gezondheidsuitgaven
De mate van kwetsbaarheid wordt niet alleen bepaald door de gezondheidssituatie. Zo heeft in 2022 een kwart van de 65-plussers en ruim vier op de tien 85-plussers recht op een verhoogde tegemoetkoming (VT-statuut). Dat statuut wordt toegekend aan huishoudens met een laag inkomen en is dus een indicatie van economische kwetsbaarheid.
Verder hebben ouderen in vergelijking met de rest van de bevolking, dubbel zoveel kans om alleen te wonen (32 procent), wat hen sociaal kwetsbaar maakt. Het vermindert hun kans om deel te nemen aan het sociale leven en om beroep te doen op anderen voor ondersteuning. Ruim een derde van de studiepopulatie heeft recht op het statuut van persoon met een chronische aandoening, wat erop wijst dat ze door hun gezondheidssituatie hoge gezondheidsuitgaven hebben.
Bijna alle 65-plussers kregen in 2022 minstens één terugbetaalbaar geneesmiddel voorgeschreven.
Door het hogere risico op gezondheidsproblemen, is de kans reëel dat ouderen een beroep moeten doen op professionele zorgverleners. Ook dat blijkt uit de CM-cijfers.
Ruim negen op de tien 65-plussers had in 2022 minstens een contact met de huisarts, die zo nog steeds een belangrijke referentiepersoon blijkt als het op gezondheid aankomt. Meer dan 70 procent had minstens een ambulant contact met een specialist, en een op de vijf deed een beroep op thuisverpleging.
Verder kregen bijna alle 65-plussers in 2022 minstens een terugbetaalbaar geneesmiddel voorgeschreven. Bijna 86 procent gebruikte op jaarbasis zelfs minstens 180 DDD (Defined Daily Dose, de gemiddelde dagelijkse behandelingsnood), wat wijst op een geneesmiddelengebruik over een langere periode, of op het gelijktijdig gebruik van meerdere geneesmiddelen.
Ook andere onderzoeken wezen al op de problematiek van polyfarmacie bij ouderen in ons land, ook al houdt dat gezondheidsrisico’s in.
Ouderen zijn geen homogene groep
De algemene dalende trend in het aantal klassieke ziekenhuisopnames, zien we eveneens bij senioren. Net als de stijgende trend in het aantal mensen dat in de loop van een jaar een beroep doet op het dagziekenhuis. Gezien de grote impact van een opname, zeker bij ouderen, is dat een positieve evolutie, al wordt een goed ontslagmanagement dan des te belangrijker.
Ook kwam een vijfde minstens een keer op de spoeddienst terecht. Voor de specifieke ouderenvoorzieningen valt op dat het gebruik van respijtzorg in een centrum voor kortverblijf, of een centrum voor dagverzorging eerder marginaal blijft (1,3 procent en 0,5 procent).
Eerder onderzoek wees al op drempels om een beroep te doen op die zorg, waaronder een gebrek aan informatie en onvoldoende toegankelijkheid, zowel in termen van aanbod als in termen van eigen bijdrage. Nochtans kunnen die voorzieningen een belangrijke rol vervullen in het ondersteunen van mantelzorgers, en dus voor het langer thuisblijven van ouderen.
Ten slotte verbleef 7 procent minstens een dag in een woonzorgcentrum, dat blijft dus een noodzakelijke schakel in het zorgcontinuüm voor ouderen.
Vrouwen hebben een groter risico om zich in een precaire situatie te bevinden.
Een duidelijke conclusie uit de analyses is dat de groep ouderen verre van homogeen is. Zowel voor de gezondheids- en kwetsbaarheidsindicatoren, als voor het zorggebruik zijn er verschillen. Het vastgestelde leeftijdseffect, waarbij een hogere leeftijd samengaat met een slechtere gezondheid en een grotere financiële en sociale kwetsbaarheid, is weinig verrassend, evenmin als de doorgaans (exponentiële) toename in gezondheidzorggebruik volgens leeftijd.
Verder hebben vrouwen een groter risico om zich in een precaire situatie te bevinden, 29,7 procent heeft recht op de verhoogde tegemoetkoming en 40,2 procent woont alleen.
Mogelijk hebben zij vaker een lager pensioeninkomen als gevolg van de beperktere arbeidsmarktparticipatie van vrouwen, zeker in het verleden, en minder gunstige arbeidsomstandigheden, door bijvoorbeeld meer deeltijds werk. Door de hogere levensverwachting blijven vrouwen daarenboven langer als langstlevende over.
Brusselse spoeddiensten
Bij de regionale verschillen vallen vooral enkele Brusselse resultaten op. Waar het aandeel 65-plussers met VT-statuut de voorbije jaren globaal afnam, stellen we voor Brussel tussen 2016 en 2022 net een toename vast van 30,5 naar 32,5 procent. Ook het aandeel alleenwonenden is er veel hoger dan in de andere regio’s (47,6 procent).
In het zorggebruik zagen we verschillen tussen regio’s en provincies, waaronder een frequenter gebruik van thuisverpleging in Limburg en van spoeddiensten in Brussel.
De meest opmerkelijke vaststelling is ongetwijfeld dat ook binnen de ouderenpopulatie een sociale kloof is.
Daarvoor is geen eenduidige verklaring. Factoren die een rol spelen zijn onder meer een verschil in vergrijzingsgraad, de omvang, aard en mate van beschikbaarheid van het zorgaanbod en het aandeel ouderen dat zich in een bepaalde regio in een kwetsbare situatie bevindt.
Maar de meest opmerkelijke vaststelling is ongetwijfeld dat ook binnen de ouderenpopulatie een sociale kloof is. Ouderen met VT-statuut scoren systematisch slechter op de verschillende indicatoren. Slechts 14,5 procent van hen lijdt aan geen enkele van de onderzochte aandoeningen en binnen deze groep is de prevalentie van de meeste aandoeningen hoger.
Dat lijkt erop te wijzen dat die mensen vaker ziek zijn. Verder is hun risico op overlijden dubbel zo hoog (6,6 procent voor 65-plussers) en wonen ze vaker alleen (55,9 procent).
Die slechtere gezondheidstoestand en grotere kwetsbaarheid vertalen zich doorgaans in een grotere kans op zorggebruik. Dat is bijvoorbeeld duidelijk het geval voor ziekenhuiszorg. Ruim een kwart van de 65-plussers met het VT-statuut komt in contact met de spoeddienst, in vergelijking met 18 procent bij diegenen zonder dit statuut.
Zet levenskwaliteit centraal
De toenemende vergrijzing en de verwachte groei in de vraag naar zorg en ondersteuning, vragen om een krachtdadig beleid. Dat mag niet op zich laten wachten, de toekomst moet vandaag al voorbereid worden. In dat verband pleit CM ervoor om in het ouderenbeleid van morgen de levenskwaliteit van ouderen nog meer centraal te stellen, vertrekkend van een brede visie op gezondheid.
Gezond zijn is veel meer dan niet ziek zijn, of geen beperkingen ondervinden.
Het heeft te maken met zich goed in zijn vel voelen, zin-ervaring, actief kunnen deelnemen aan de samenleving zelfs in geval van zorgbehoevendheid, zich verbonden weten met een netwerk van mensen, zich geen zorgen hoeven te maken over huisvesting of ondersteuning die nodig is op de oude dag, in een buurt wonen waar het fijn is om te leven, voldoende financiële slagkracht, en ga zo maar door.
Vermaatschappelijking
Een samenleving creëren waarin mensen zo lang mogelijk kwaliteitsvol kunnen leven, kan enkel gerealiseerd worden met een ouderenbeleid dat vertrekt van de strategie van gezondheid op alle beleidsdomeinen. Zeker, we hebben nood aan een sterk gezondheids- en welzijnsbeleid dat inzet op preventie en een gezonde levensstijl promoot, ziektes onder controle houdt en symptomen bestrijdt, comfortzorg aanbiedt, net als praktische hulp en psychologische, sociale een spiritueel-existentiële ondersteuning.
Maar dat zal niet volstaan. Initiatieven in andere beleidsdomeinen als inkomen, huisvesting, vrije tijd, mobiliteit, ruimtelijke ordening … zijn minstens even belangrijk. Enkel op die manier kunnen we een leeftijdsvriendelijke en inclusieve omgeving scheppen die actief ouder worden, mogelijk maakt.
Gezien de tendens van vermaatschappelijkte zorg, pleit CM in het bijzonder voor verdere investeringen in eerstelijnszorg. De verwachte toename in zorgvragen moet mee in rekening genomen worden bij de programmatie en organisatie van het aanbod.
Met de al bestaande arbeidsmarktkrapte voor bepaalde profielen, moeten de aantrekkelijkheid en waardering van eerstelijnsactoren verder versterkt worden. In dat kader past eveneens een creatieve denkoefening over taakdelegatie en over het efficiënt en complementair inzetten van de verschillende beroepsprofielen in de zorg, in functie van hun opleiding en expertise.
Daarenboven is het belangrijk om een sterke eerstelijn in te bedden in een model van geïntegreerde zorg waarbij er een naadloze overgang is tussen de verschillende vormen van zorg en ondersteuning op de verschillende zorglijnen en waarbij de persoon met zorgnoden te allen tijde centraal staat.
Mantelzorgers
Dit betekent dat, ondanks de vermaatschappelijking van de zorg, ook voldoende investeringen nodig blijven in de residentiële zorg. Naast de uitbreiding en versterking van bestaande woonvormen, moeten we meer innovatieve woonvormen stimuleren, zoals groepswonen en intergenerationeel wonen. Op die manier kan het aanbod meer dan vandaag zorgnoden beantwoorden vanuit de wensen van ouderen zelf.
Daarbij verdienen mantelzorgers voldoende aandacht. Zij spelen een cruciale rol in het thuis kunnen blijven wonen van ouderen en in hun ervaren levenskwaliteit. Ze moeten als voorwaardige partners betrokken worden bij beslissingen over de aard en organisatie van de zorg en ondersteuning.
Bovendien moet er oog zijn voor hun specifieke noden zodat de draaglast en draagkracht in evenwicht blijven en mantelzorg duurzaam kan zijn.
Mantelzorg mag niet louter het gevolg zijn van een professioneel aanbod dat onvoldoende is.
CM vraagt dan om huidige drempels weg te werken door mantelzorgers de nodige ondersteuning te geven, zowel financieel als door voldoende en flexibele verlofstelsels, voldoende informatie te geven over ondersteuningsmogelijkheden, en te investeren in toegankelijke respijtzorg.
Tegelijk moet het aanbod zo georganiseerd zijn dat mantelzorg steeds een bewuste keuze is van naasten. De optie mantelzorg mag niet louter het gevolg zijn van een professioneel aanbod dat onvoldoende beschikbaar, bereikbaar of betaalbaar is.
Hoe de allerkwetsbaarsten bereiken?
Ook binnen de groep 65-plussers is er een sociale gradiënt in gezondheid en in zorggebruik. Er is bijgevolg nood aan een krachtig beleid dat inzet op de verkleining van de ongelijkheid en dat streeft naar rechtvaardige, inclusieve en doeltreffende zorg. Het beginsel van proportioneel universalisme moet de leidraad zijn.
Maatregelen zijn dan wel universeel, maar met een omvang en intensiteit die evenredig is aan de behoeften van mensen. Op het terrein bleek in dat verband al de meerwaarde van proactief en outreachend werken, waarbij zorgverleners en vrijwilligers buiten de muren van de eigen organisatie werken en kwetsbare mensen proberen te bereiken in hun eigen leefomgeving.
Zorgverleners en vrijwilligers moeten buiten de muren van de eigen organisatie werken en kwetsbare mensen proberen te bereiken in hun eigen leefomgeving.
Dit gebeurt onder meer in projecten als Community Health Workers en geïntegreerd breed onthaal. Die manier van werken laat toe om ouderen, ook de kwetsbaren, te bereiken en ondersteunen in verschillende contexten en omgevingen.
De rol van middenveldorganisaties mogen we daarin niet onderschatten, zij bieden ouderen niet alleen kansen op maatschappelijke inzet, maar kunnen met hun laagdrempelig en toegankelijk aanbod aan activiteiten net zo goed bijdragen aan gezondheid, welbevinden en levenskwaliteit.
De vergrijzende bevolking plaatst zowel beleidsmakers, als zorgaanbieders en middenveldorganisaties vandaag al voor een grote uitdaging. Ze dragen samen de collectieve verantwoordelijkheid om proactief beleid uit te stippelen dat intersectoraal en domeinoverschrijdend is. Het vergt een samenwerking van vele actoren die in overleg inzetten op initiatieven die bijdragen aan een kwalitatieve ouderenzorg.
Met als uiteindelijke doel de levenskwaliteit voor ouderen.