De Europese hamer is neergedaald. De toekomstige regeringen staan voor een zware begrotingsinspanning. Op dit moment is er sprake van een gevraagde jaarlijkse inspanning van 0,6 procent van het bbp voor de komende zeven jaar, omgerekend zo’n 3,6 miljard euro per jaar. De publieke financiën verbeteren, is een werk van lange adem, waarbij er verschillende beleidsopties zijn.
De afgelopen maanden klonk slechts één, hard en asociaal geluid. Van leeflonen niet-indexeren en negatief corrigeren, tot geen federale subsidies meer voor ontwikkelingssamenwerking. Toch zijn er alternatieven voor die drieste besparingsvoorstellen.
We kunnen de nodige inspanningen leveren op een verstandige en sociale manier, zonder de economie en de samenleving onnodige schade te berokkenen, en met de focus op draagkracht, geleidelijkheid en samenwerking. Een defaitistische houding à la ‘België is failliet’ helpt niet.
Niemand is gebaat bij een defaitistische houding à la ‘België is failliet’.
Hoe slecht gaat het echt met onze overheidsfinanciën? België is niet failliet en zal ook niet failliet gaan, helemaal niet zelfs. Het debat over de staat van onze overheidsfinanciën is niet gebaat bij fatalisme of strategisch negativisme, waarbij het begrotingstekort voor de kar van een nieuwe staatshervorming wordt gespannen, dan wel voor de kar van een uitgeklede sociale zekerheid.
De hoge schuldgraad is veel minder problematisch dan het publieke debat graag laat uitschijnen. Staatsschuld is geen private schuld. Ze gehoorzaamt aan andere wetten. De hoge staatsschuld is bovendien voor een groot stuk een erfenis uit het verleden, toen België in volle oliecrisis haar tekorten in hele ongunstige omstandigheden moest financieren. De hoge schuld wijten aan recent beleid is dus niet correct.
Rentesneeuwbal
Er is geen enkele economische wet die bepaalt hoe hoog de schuld precies mag zijn. De Belgische staatsschuld blijft een aantrekkelijke belegging en er zijn geen redenen om aan te nemen dat dit op de langere termijn zou veranderen.
De Belgische economie bezit daarenboven een heel aantal sterke troeven, die de publieke kredietwaardigheid stutten, zoals een hoge productiviteit, een sterke netto-investeringspositie (wat de rest van de wereld ons schuldig is) en een, gemiddeld genomen, kapitaalkrachtige bevolking.
Op langere termijn is het belangrijk dat de schuld op een vertrouwenwekkende manier beheerd wordt, veeleer dan dat we de publieke schuld afbouwen naar een arbitraire bovengrens.
Dat betekent niet dat alles maar moet kunnen. De rentelasten zullen de komende jaren stijgen en bij ongewijzigd beleid evolueren we naar een wel erg hoge schuldgraad. Het rente-groeiverschil (dat de schuldgraad doet smelten) wordt de komende jaren minder gunstig. Hoe kleiner het verschil tussen de groei van het Belgische bbp en de rente, hoe kleiner het positieve effect op onze schuldgraad.
Daarom is het cruciaal dat we het risico op een zogenaamde rentesneeuwbal, die de schuld exponentieel doet stijgen, klein houden. Op langere termijn is het belangrijk dat de schuld op een vertrouwenwekkende manier beheerd wordt, veeleer dan dat we de publieke schuld plots afbouwen naar een arbitrair vastgelegde bovengrens, wat de economie onnoemelijk veel schade zal toebrengen.
De schuld is een middel, geen doel op zichzelf. We moeten onze schuld op een houdbaar pad brengen, zodat we beleid kunnen blijven voeren en blijven investeren, niet omgekeerd.
Het tekort is niet alleen een uitgavenprobleem
Op de langere termijn staat de houdbaarheid van onze overheidsfinanciën inderdaad onder druk. Voorspellingen wijzen uit dat de financiering van onze staatsschuld de komende jaren duurder zal worden, door stijgende rentelasten, en dat het primaire tekort (het begrotingstekort zonder rentelasten) de komende jaren rond de 2,8 procent zal stabiliseren bij ongewijzigd beleid.
Dat tekort is structureel, niet het gevolg van tijdelijke maatregelen zoals tijdens de coronacrisis. In grote mate is het een gevolg van de toegenomen uitgaven voor een vergrijzende samenleving, met name aan zorg en pensioenen.
Maar dat is niet het hele verhaal. Het huidige tekort is niet alleen een uitgavenprobleem, maar net zo goed een inkomstenprobleem, grotendeels gecreëerd door de regering-Michel (2014-2018). Het begrotingstekort vandaag is in belangrijke mate een gevolg van de tax shift, in feite een tax cut, van die regering, waarbij lastenverlagingen niet gedekt waren door extra inkomsten of terugverdieneffecten, ook al waarschuwde onder meer het Rekenhof daar toen al voor.
De verlaging van de vennootschapsbelasting, de hervorming van de personenbelasting en de verlaging van de werkgeversbijdragen op de lonen waren onvoldoende gefinancierd. Schattingen over die gecreëerde structurele tekorten liggen tussen de 5 à 10 miljard euro, aldus berekeningen van het Rekenhof en van Leuvens econoom André Decoster.
Het is bevreemdend dat de haviken van vandaag zelf de kraters hebben geslagen die ze nu met asociaal beleid willen dichten. Of is het veeleer een cynische strategie?
Hoe dan ook nopen al die verschillende factoren – het structurele primaire tekort, de ongedekte lastenverlagingen en de duurdere rentelasten – samen inderdaad tot maatregelen om onze overheidsfinanciën opnieuw meer houdbaar te maken en de schuldgraad te stabiliseren. Alleen zo kunnen we ons sociaal model vrijwaren en de investeringsruimte voor het beleid te vergroten om bijvoorbeeld de energietransitie waar te maken.
Nieuwe inkomstenbronnen mogen dan geen taboe zijn.
Eerlijke uitgangspositie
De Belgische overheidsuitgaven zijn hoog, en omdat dit de basis is voor goede publieke diensten en een sterke sociale zekerheid, is dat een goede zaak. Onze hoge overheidsuitgaven zijn een bewijs van beschaving, om het eens wat krachtiger uit te drukken.
We slagen erin om op grote schaal publieke middelen te genereren, om publieke goederen te financieren en om sociale bescherming te bieden. In alle ontwikkelde landen met een vergelijkbaar maatschappijmodel als het onze schommelt dat rond de helft van het bbp.
Onze hoge overheidsuitgaven zijn een bewijs van beschaving.
Onderlinge verschillen zijn meestal verklaarbaar door verschillende beleidskeuzes in pensioenstelsels, ziekteverzekeringen en rentelasten. Zo financiert Nederland het gros van de pensioenuitgaven en de gezondheidszorg met verplichte private verzekeringen. Op het einde van de rit zijn de burgers dan ongeveer net zo rijk of arm af.
Uit Europese vergelijkingen blijkt bovendien dat België niet bovengemiddeld veel geld uitgeeft aan de gezondheidszorg of sociale bescherming. In vergelijking met onze buurlanden geven we zelf iets minder uit, leren cijfers van Eurostat en rekenwerk van de Nationale Bank. Onze publieke uitgaven voor cultuur, openbare orde en milieubescherming wijken verder niet erg af van onze buurlanden. België blijkt geen bijzonder vette, of gulle staat.
Grofweg de helft van de overheidsuitgaven stroomt daarenboven, via sociale uitkeringen, terug naar de bevolking. Dat is niet meer dan in onze buurlanden. Die herverdeling werpt vruchten af, want onze sociale zekerheid beschermt ongeveer 40 procent van de bevolking tegen armoede.
De uitgaven die in vergelijking met onze buurlanden wel bovengemiddeld hoog zijn, zijn die voor economische zaken, algemeen overheidsbestuur en onderwijs. Voor onderwijs is dat het gevolg van een sterk en kwaliteitsvol publiek gefinancierd vrij en geregionaliseerd onderwijs. De uitgaven voor overheidsbestuur zijn voor het grootste deel te wijten aan de rentelasten, en in mindere mate aan onze geregionaliseerde staatsstructuur.
De belangrijkste bovengemiddelde uitgavenpost, in vergelijking met de buurlanden, blijken de loonsubsidies aan bedrijven.
Maar de belangrijkste bovengemiddelde uitgavenpost blijken de loonsubsidies aan bedrijven. De subsidies aan ondernemingen bedroegen in 2023 liefst 24,1 miljard euro, aldus cijfers van de Nationale Bank. Dat omvat het hele kluwen aan fiscale en parafiscale vrijstellingen en verminderingen voor werkgevers, zoals de niet-doorstorting van de bedrijfsvoorheffing in bepaalde arbeidsregimes, die in wezen neerkomen op subsidies.
Bedrijfssubsidies
Het debat over die loonsubsidies vereist nuance, omdat eveneens werkgelegenheidsoverwegingen, de globale belastingdruk en onze concurrentiepositie meespelen. Maar het plaatst de zaken wel in perspectief, zeker als de totale inkomsten uit de vennootschapsbelasting afgezet worden tegen het totale bedrag aan bedrijfssubsidies.
Het is noodzakelijk dat de verschillende vormen van bedrijfssteun in een overzichtelijk kader bij elkaar worden heroverwogen.
Dat is een nul- of zelfs een verliesoperatie, gekeken naar de 23,5 miljard euro opbrengsten voor de vennootschapsbelasting in 2023. Verschillende studies uiten bovendien vragen bij de doeltreffendheid van bepaalde bedrijfssubsidieregimes, onder meer door een gebrek aan duidelijke doelstellingen en evaluatiecriteria.
Het is noodzakelijk dat de verschillende vormen van bedrijfssteun in een overzichtelijk kader bij elkaar worden gebracht, over overheden heen, zodat ze onderwerp kunnen worden van een brede heroverweging.
Samenwerken is de beste manier om te besparen
De houdbaarheid van de overheidsfinanciën is een gedeelde verantwoordelijkheid, de buitenwereld maakt geen onderscheid tussen Vlaamse of Waalse tekorten. De burger overigens ook niet. Vandaag is er te weinig samenwerking en coördinatie tussen de verschillende overheden. Zo gaat te veel publiek geld verloren.
Steeds opnieuw duikt dan een staatshervorming op in het debat, maar al de verschillende overheden in dit land zouden vooral beter moeten samenwerken. Dat is een goedkope manier om veel geld te besparen.
De toename van het overheidstekort geschiedt op dit moment nagenoeg volledig federaal. Het Planbureau voorspelt dat het aandeel van het federale tekort in het totale tekort steeds groter wordt, van 70 naar 90 procent. De redenen daarvoor zijn structureel en historisch. Vooreerst betaalt de federale staat het gros van de rentebetalingen. De historische Belgische schuld, van voor de eerste staatshervorming, is altijd federaal gebleven.
Recente berekeningen van het Planbureau laten zien dat een vermogensbelasting op relatief eenvoudige wijze 4,7 miljard euro kan opbrengen.
Ten tweede worden de snel toenemende vergrijzingslaten grotendeels federaal gefinancierd. De snel stijgende uitgaven voor pensioenen, gezondheidszorg en invaliditeit bezwaren in de eerste plaats de federale begroting. De verschillende staatshervormingen hebben dan wel steeds meer middelen naar de deelstaten overgeheveld, tegelijk werd van hen maar in beperkte mate gevraagd solidair te zijn met de penibele toestand van de federale publieke financiën.
Het huidige kruideniersfederalisme, waarin men strikt voor eigen rekening lijkt te rijden, wil vooral de baten naar zich toetrekken, maar de kosten afstoten.
Samenwerkingsfederalisme moet eender welke regionalisering voorafgaan. Zonder werkende samenwerkingsmechanismen, bindende afsprakenkaders en misschien in de eerste plaats een cultuuromslag, blijft de begroting gevangen in een spiraal van incoherent beleid, onderlinge concurrentie en vrijbuitersgedrag.
Het is een illusie om te denken dat een verdere regionalisering die perverse prikkels plots zou beëindigen. Waterdichte schotten plaatsen in een complexe economie is illusoir, net als de idee van volledig coherente bevoegdheden. Met een heel aantal fiscale uitgaven subsidieert de federale overheid overigens onrechtstreeks regionale bevoegdheden, zoals tewerkstellingsbeleid.
Het uitgangspunt moet daarom onderlinge samenhang en gedeelde verantwoordelijkheid zijn.
Hoe nu verder?
Hoe krijgen we onze begroting dan wel op orde op een verstandige en sociale manier? Samenwerken, ik zei het al, is de beste vorm van besparen. De verschillende overheden in dit land moeten hun fiscale bevoegdheden kunnen coördineren, bijvoorbeeld inzake energiefiscaliteit en kansspelen. Het steunbeleid aan bedrijven voor onderzoek en ontwikkeling kan veel efficiënter.
Maar ook de grootste vermogens moeten mee in het bad. Draagkracht moet het leidende principe zijn bij elke begrotingsinspanning. Recente berekeningen van het Planbureau laten zien dat een vermogensbelasting op relatief eenvoudige wijze 4,7 miljard euro kan opbrengen. Een vermogenswinstbelasting kan dan weer de lasten op arbeid op een budgetneutrale manier doen dalen, en levert terugverdieneffecten op.
Naast de grote vermogens, draagt een heel aantal sterke schouders op dit moment nog onvoldoende bij. Behalve een vermogens(winst)belasting moet een digitax voor big tech eindelijk ingang maken, net als een eerlijke bijdrage van zelfstandigen voor hun pensioenen, een rechtvaardige kansspelbelasting, de afbouw van de staatssteun voor voetbalclubs, en de herziening van het kader voor managementvennootschappen.
Het verlies voor de begroting door fiscale fraude wordt geschat rond de 8 à 12 miljard euro.
Een begroting is ten slotte een kwestie van handhaving. In tijden van budgettaire krapte is het niet verantwoord dat niet alle te innen inkomsten daadwerkelijk geïnd worden. Het verlies door fiscale fraude wordt geschat rond de 8 à 12 miljard euro.
Met de terugdringing van de btw-kloof – het verschil tussen de verwachte btw-inkomsten en het geïnde bedrag, geschat op 11 miljard euro – kan de volgende regering nog gigantische efficiëntiewinsten boeken, net als met meer vermogenstransparantie en een slagkrachtige fiscale handhaving.
Rechtvaardige fiscale hervorming
We moeten ook meer investeren om uiteindelijk te kunnen besparen. De schuldgraad doen dalen kan immers makkelijker door duurzame economische groei te stimuleren dan door brutaal in te grijpen op overheidsuitgaven. Vergelijkingen tonen dat de publieke investeringen in België flink onder het Eurozone-gemiddelde liggen.
Nieuwe schulden aangaan voor investeringen in bijvoorbeeld de klimaattransitie en natuurherstel is op lange termijn voordeliger dan de kost dragen van niet-handelen. Alle investeringen in de energietransitie leveren op termijn geld op. Bovendien geven we nog steeds 15 miljard euro uit aan fossiele subsidies die we beter kunnen investeren.
Nieuwe schulden aangaan voor investeringen in bijvoorbeeld de klimaattransitie en natuurherstel is op lange termijn voordeliger dan de kost dragen van niet-handelen.
De budgettaire problemen zijn dan wel groot, maar niet onoverkomelijk, op voorwaarde dat we de tekorten op een verstandige en sociale manier terugdringen. ‘Ik denk dat we de Europese Commissie kunnen overtuigen met een hoop hervormingen en de efficiëntiewinsten die daaruit voortvloeien, zonder al te dramatische besparingen', zei professor economie Willem Sas al in De Tijd.
De vraag die we ons moeten stellen is niet alleen waar we het geld zullen halen, maar ook welke impact onze belastingen en uitgaven hebben. Een rechtvaardige fiscale hervorming met sociale en ecologische doelstellingen zal cruciaal zijn om de bevolking mee te nemen in de inspanning die van hen gevraagd wordt.