Enkele maanden geleden publiceerde André Decoster, hoogleraar economie aan de KU Leuven, samen met een onderzoeksgroep van verschillende universiteiten De paradox van ongelijkheid in België. In De Gids van december vorig jaar gaf hij samen met onderzoeker Jonas Vanderkelen een samenvatting van de analyse van de inkomensdata.
Hieruit bleek dat de ongelijkheid in België groter is dan vele academici lang beweerden, dat deze groeiende ongelijkheid veel te maken heeft met de stijging van de inkomens uit vermogens, en dat de hoogste vermogens in grote mate ontsnappen aan de fiscaliteit.
Maar het boek geeft nog meer interessante informatie. In minder in het oog springende hoofdstukken, wordt de ongelijkheid in relatie gebracht met andere, voor een mens belangrijke voorzieningen, zoals de eigen woning, diensten en publieke goederen.
De ongelijke toegankelijkheid van onderwijs en gezondheidszorg blijkt groter dan de inkomensongelijkheid in België.
Zo is de ‘toegankelijkheid van onderwijs en gezondheidszorg groter dan de inkomensongelijkheid’. Eén op de vijf gezinnen leven van ‘de hand in de tand’ en beschikken niet over een ‘spaarbuffer om inkomensschokken op te vangen’. En als de niet-monetaire levensdomeinen (zoals vervuiling en criminaliteit) in rekening gebracht worden zien we dat ‘welzijn, zij het relatief stabiel, ongelijker verdeeld is dan het beschikbaar inkomen’.
Kijken door een beperkt venster
De paradox van ongelijkheid is een belangrijk boek dat veel lezers en veel (politieke) aandacht verdient. Bij de publicatie begin december kreeg het boek die nodige weerklank. De nieuwe cijfers hadden voldoende nieuwswaarde voor de media en zorgden voor sociaaleconomische discussies. Terecht.
‘Deze studie’, schreef Paul De Grauwe, ‘heeft een grote politieke betekenis, vooral vandaag, wanneer in de politieke onderhandelingen gezocht wordt naar manieren om de grote vermogens meer te doen bijdragen tot de sanering van de overheidsfinanciën.’ Zijn conclusie maakte weinig indruk bij de Arizona-onderhandelaars. De bevindingen van het boek waren nochtans uiterst relevant voor hen. Denk maar aan vragen als: wie betaalt de rekening van de besparingen, hoe groot zal de inspanning zijn van de sterkste schouders?
Terwijl de onderhandelaars ons er dagelijks aan herinnerden dat ‘fundamentele hervormingen noodzakelijk zijn’ om ‘de Belgische ziekte’ aan te pakken en ‘taboes niet meer aan de orde zijn’, werd de ongelijkheidskwestie uit het geheugen gewist.
Dat de centrale boodschap van Decoster niet past in het ideologisch discours van MR-voorzitter Georges-Louis Bouchez (en van de N-VA) is begrijpelijk. Maar de stilte van de andere partijvoorzitters, die nochtans niet karig waren met interviews, bleef ‘zowel merkwaardig als zorgwekkend’, aldus Paul Goossens in De Standaard van 17 januari 2025.
Terwijl ze ons er dagelijks aan herinneren dat ‘fundamentele hervormingen noodzakelijk zijn’ om ‘de Belgische ziekte’ aan te pakken en ‘taboes niet meer aan de orde zijn’, werd de ongelijkheidskwestie uit het geheugen gewist. ‘Blijkbaar wordt de inkomensverdeling en evolutie in België niet belangrijk genoeg geacht om op te volgen. Gelet op alle geweeklaag door sommigen over ‘de belastingdruk’ lijkt dat meer dan een vergetelheid, eerder een strategie’, schreef ACV-voorzitter Ann Vermorgen in Visie.
Op 19 januari, juist voor de finale cruciale onderhandelingsweek, wees cd&v-voorzitter Sammy Mahdi er tijdens de nieuwjaarsreceptie van zijn partij terecht op dat ‘niemand de volledige rekening mag krijgen’ van de saneringsinspanningen en er ‘geen marge is om de fiscale voordelen voor de happy few in stand te houden.’
Waarom benadrukte cd&v-voorzitter Sammy Mahdi dat de ‘vijs meer aangespannen moest worden’ ten aanzien van werklozen en leefloners? Een eigenaardige oprisping van de vertegenwoordiger van een centrumpartij.
Maar waarom benadrukte hij dat de ‘vijs meer aangespannen moest worden’ ten aanzien van werklozen en leefloners? Dat lijkt mij een eigenaardige oprisping van de vertegenwoordiger van een centrumpartij. Wilde hij met zijn uitspraak ‘het midden’ houden tussen het uiterst comfortabel leven van de happy few en de weinig rooskleurige situatie van honderdduizenden mensen die onder of juist boven de armoedegrens zitten? Of kaderde deze uitspraak in een ‘strategie’ om de christendemocratische partij te transformeren in een ‘warme(!) conservatieve volkspartij’? Merkwaardig hoe zijn uitspraak wel weerklank maar weinig weerwoord kreeg.
Ieder zijn normen
De bezorgdheid over de overheidsfinanciën is volgens André Decoster terecht, ‘maar de framing ervan in de vorm van rampscenario’s en Europese strafbanken blijft jammer en vooral onvruchtbaar’. Toch bleven de meeste politici en journalisten binnen die framing rijkelijk strooien met budgettaire ‘normen’, zoals de Europese 3 procent-begrotingsnorm of de Navo-2-procent-norm.
Over een klimaatnorm heb ik niets gehoord. Nochtans rekende de voorzitter van de Nationale Bank, Pierre Wunsch, voor ons uit dat de kostprijs voor de energietransitie ‘jaarlijks 2,5 procent van het bbp zou bedragen tot 2050’. (De Morgen, 17 januari 2025)
Eigenaardig toch? Als je de noodzakelijke daling van de overheidsschuld verantwoordt met een verwijzing naar de last voor de toekomstige generaties, dan is het onbegrijpelijk dat de strijd tegen de klimaatopwarming – die de gezondheid, leefomgeving én portemonnee van onze kinderen en kleinkinderen aantast – budgettair nauwelijks of niet aan bod komt.
Als je de noodzakelijke daling van de overheidsschuld verantwoordt met een verwijzing naar de last voor de toekomstige generaties, dan is het onbegrijpelijk dat de strijd tegen de klimaatopwarming budgettair nauwelijks of niet aan bod komt.
De ene norm is blijkbaar minder belangrijk dan de andere. De ene norm is een ijkpunt in de politieke discussie, de andere een wazig vergezicht. Die hiërarchie van normen zegt wel iets over de inschatting van de maatschappelijk belangrijkste uitdagingen, zoals de klimaatopwarming, van de onderhandelaars en de waarden die ze hierbij hanteren.
Ook van een armoedenorm hoorden we niets. België heeft zich nochtans, in opvolging van het Europese actieplan, verbonden om tegen 2030 de bevolking met risico op armoede of sociale uitsluiting te verminderen met tenminste 279.000 mensen, waaronder 93.000 kinderen. Is er met dat streefcijfer rekening gehouden in de discussies? De meest recente cijfers wijzen erop dat de lichte daling van de armoede grotendeels te maken heeft met het beleid van de vorige regering om de sociale minima op te trekken.
Goed beleid werkt dus. En in een goeie richting. Maar een aantal voorstellen van de formateur – zoals de verdere degressiviteit van de werkloosheidsuitkeringen, de schorsing van langdurig werklozen, de afschaffing van de belastingvermindering op de werkloosheidsuitkering – sturen het beleid in een totaal andere, verkeerde, richting. Bovendien zullen deze mensen 2,28 miljard euro extra bijdragen aan de begrotingsoefening, wat veel meer is dan er wordt verwacht van de ‘sterkste schouders’. (De Standaard, 29 januari 2024)
Het slotakkoord
Niet verwonderlijk dat naarmate de deadline van 31 januari in zicht kwam, de supernota van De Wever voor superveel ongenoegen en protest zorgde. De grote betoging van de leerkrachten en van de openbare diensten liet daar geen twijfel over bestaan. Tot en met de laatste uren voor de finale gesprekken riepen alle vakbonden de centrumpartijen op om de supernota ‘socialer en menselijker’ te maken. Dat zorgde er blijkbaar voor dat een aantal onaanvaardbare plannen, zoals de hervorming van de index en de niet-indexering van de leeflonen, geschrapt werden en een vorm van meerwaardebelasting overeind bleef.
Misschien zijn de onderhandelaars daarmee boven ‘de ondergrens’ geraakt waarover ABVV-topman Bert Engelaar het had. Maar om die wijzigingen in het finale regeerakkoord nu als ‘trofeeën’ te framen, lijkt mij fel overdreven. Wie het meer dan tweehonderd bladzijden tellende regeerakkoord leest, moet immers vaststellen dat de Europese besparingsnorm én de Navo-norm scrupuleus worden gevolgd, terwijl van een noodzakelijke daling van de armoedecijfers geen sprake is. Integendeel, de ‘vijs ten opzichte van de werklozen en leefloners’ is inderdaad serieus aangespannen.
Misschien zijn de onderhandelaars met hun finale akkoord boven ‘de ondergrens’ geraakt waarover ABVV-topman Bert Engelaar het had. Maar om die last minute wijzigingen nu als ‘trofeeën’ te framen, lijkt mij fel overdreven.
Daar komt nog een streng en weinig humaan asiel- en migratiebeleid bovenop dat de meest kwetsbaren treft. Langer en flexibeler werken, hypothekeert de vraag naar werkbaar werk. Het pensioendossier zorgt voor meer vragen dan afdoende oplossingen en de fiscale hervorming bevat weinig maatregelen om de structurele ongelijkheid te verkleinen.
‘Het lijkt me onwaarschijnlijk dat een regering met socialisten, christendemocraten en een zelfverklaarde Vlaamse volkspartij de geschiedenis wil ingaan als de brandversneller van de inkomensongelijkheid’, vroeg ACV-voorzitter Ann Vermorgen zich onlangs af. ‘Toch?’
Er werden in de laatste uren van de onderhandelingen inderdaad een aantal brandjes geblust en een aantal onwaarschijnlijke voorstellen gedumpt. Maar een bijsturing betekent nog geen juiste koers, noch dat ‘de toekomst beschermd is’, zoals Connor Rousseau beweert. We hebben nu de eerste Vlaams-nationalistische premier in de Belgische politieke geschiedenis.
Of hij zijn regering, waarbinnen het wantrouwen groot is, de volgende vier jaar overeind kan houden, is onzeker. En of we met deze federale regering op weg zijn naar een gelijkere en warmere samenleving is twijfelachtig.
Toch?