Geen dag zonder een nieuwe waterbom, modderstroom of bosbrand. Bovenop de sluipende evoluties van verwoestijning, de stijging van de zeespiegel of smeltend poolijs. Daarmee vervlochten zijn tal van andere milieuvraagstukken zoals de plastificatie van onze wateren, de verschraling van de biodiversiteit en chemische contaminatie van bloed en bodem. Je zou voor minder wanhopig worden.
Tot overmaat van ramp krijgen klimaatontkenners politiek de wind in de zeilen. Er is de backlash van de groene partijen, de populistische abdicatie van het centrum, de opkomst van radicaalrechts en in het kielzog daarvan de herwonnen arrogantie van de financieel-economische antiklimaatlobby’s.
Degrowth
Van de weeromstuit volgt de roep om radicalisering binnen de ecologische beweging. Laten we eerlijk zijn, het nieuwe boek van klimaatactiviste Anuna De Wever – door De Standaard treffend haar coming of rage genoemd – is er een illustratie van. Het weerkerende thema in die radicalisering is het pleidooi voor ontgroeiing, degrowth. Eerlijk in zijn radicaliteit.
Binnen de arbeidersbeweging is er begrip voor degrowth. Maar ook de overtuiging dat de vergrijzingskost kan worden geabsorbeerd door de economische groei, waardoor een zware sanering overbodig wordt.
Veel adepten van degrowth of van de zachtere variant van zero growth plegen hun boodschap te verstoppen achter een wollig post-growth of beyond growth. Daarmee is het gemakkelijker medestanders vinden. Doorgaans leidt het narratief tot niet veel meer dan discussies over een ‘bredere set van beleidsdoelstellingen dan economische groei alleen’.
In het beste geval. Al te vaak bleef het debat steken in een technische oefening over een brede indicatorenset om het ontwikkelingsniveau van een land of regio in te schalen. Het Siglitz-Sen-Fitoussir rapport, dat Frans president Sarkozy in 2008 bestelde, boostte de afgelopen 15 jaar die benadering.
Meestal zonder daaraan echter cijferdoelen te koppelen, laat staan hefbomen om die beleidsdoelstellingen effectief te bereiken. Het hele voorbij-de-groei-debat heeft er vooral toe geleid dat we vandaag beschikken over een bont arsenaal van ecologisch verantwoorde stuurborden, regionaal, federaal, Europees en internationaal. Zij het dan met veel bord en weinig sturing.
Twijfel
Er valt dus wel begrip op te brengen voor de radicalisering. En dan niet enkel als doorzichtige techniek van ‘verbindend communiceren’, ofwel: ‘vanuit begrip in dialoog treden in de hoop dat je eigen gelijk indaalt’. Neen, ook in de zin dat er redelijke twijfel mag zijn over de ecologische haalbaarheid van een groeimodel, met aanhoudende groei van het bbp per capita, binnen de grenzen van de planeet.
Ik zie die twijfel evenzeer binnen delen van de arbeidersbeweging. Alleen gaat het vaak om diezelfde fracties die in het debat over onze overheidsfinanciën bezweren dat een zware sanering overbodig is gezien onze perspectieven op economische groei.
De vergrijzingskost – voor België begroot op 4,1 procent van het bbp tussen 2023 en 2070 – wordt geabsorbeerd door de economische groei. Een radicale arbeidsduurvermindering met loonbehoud zou perfect haalbaar zijn omwille van de economische groei. Om maar te zeggen, ter wille van de geloofwaardigheid en de coherentie komt het gepast voor om zich eerst grondig te bezinnen over de concrete gevolgen voor het brede narratief vooraleer mee op de degrowth-barricaden te gaan staan.
Al ken ik inmiddels het weerwerk: als het geld niet meer mag komen van een groeiende koek, dan maar van een herverdeling van de koek. Niet oninteressant. Alleen nog even bedenken hoe we dit in het huidige maatschappelijke, politieke en economische bestel snel kunnen vormgeven.