Als pas geworden mama, las ik deze zomer met meewarigheid de heisa rond de inmiddels beruchte uitspraak in Humo van minister van Justitie Vincent Van Quickenborne (Open VLD). Daar zat ik alleen thuis zonder echtgenoot, die alweer aan de slag moest na zijn twintig dagen vaderschapsrust, als huisvrouw.
Ik ga mij niet uitspreken over de polemiek over de maatschappelijke meerwaarde van huisvrouwen. In feite gaat het mij hier om een veel fundamentelere vraag, die in de discussie nauwelijks aan bod kwam: wat is ons ideaalbeeld als samenleving?
Willen we naar een samenleving met een hoge werkzaamheidsgraad én waarin families de ruimte hebben om te floreren en hun eigen keuzes te maken? Of willen we naar een samenleving waarin moeders voor een langere periode thuisblijven om voor de kinderen te zorgen tot de schoolgaande leeftijd, terwijl manlief de kost wint?
Overbevolkte crèche
Voor beide modellen zijn er vanuit economisch en ideologisch perspectief argumenten te vinden. De federale regering stelt zich als doel om 80 procent van de Belgische beroepsbevolking te laten werken (we halen nu zo’n 70 procent) en lijkt dus voor het eerste scenario te kiezen.
Als pasgeworden mama voelt het Belgische systeem bikkelhard aan.
Als pasgeworden mama voelt het Belgische systeem vooral bikkelhard aan. Na nauwelijks drie maanden word je als moeder verwacht terug klaar te zijn voor de arbeidsmarkt. Of je nu fysiek herstelt bent of niet, of je kind al doorslaapt of niet. Je baby mag naar een overbevolkte crèche, als je al een crèche vindt. En dan hebben we het nog niet over de partners, van wie na twintig dagen verlof verwacht wordt dat ze hun gezin alweer in de steek moeten laten.
Je kan als partner van geen volwaardige rol opnemen aan het begin van je ouderschap. Inderdaad, het vaderschapsverlof omvat meer dan vroeger, maar de drie dagen die het tot twee decennia geleden duurde – een dag voor de bevalling, een dag om je vrouw naar huis te brengen, en een dag om je kind aan te geven bij de gemeente – waren sowieso nooit om over naar huis te schrijven.
Noorwegen
We moeten dus werken. Zonder kwalitatieve publieke diensten om dat mogelijk te maken. En we kiezen ervoor om vaders en meeouders minder verantwoordelijk te maken voor de opvoeding van hun kroost, omdat de economie anders in elkaar zou storten. Dat we zo een systeem creëren waarin vooral vrouwen ervoor kiezen om minder of niet te werken, schuiven we even onder de mat.
In Noorwegen kunnen ouders twaalf maanden ouderschapsrust delen, waarvan vijftien weken voor de vader gereserveerd zijn. Dat combineren de Noren met een activiteitsgraad van zo’n 80 procent.
Op dit moment worden in België zo’n 36 procent van alle pasgeborenen tot tweejarigen volledig verzorgd in gezinsverband, vooral door vrouwen, en werkt zo’n 40 procent van alle vrouwelijke werknemers deeltijds. Bovendien kozen het afgelopen decennium steeds minder koppels ervoor om ouder te worden.
Hoog tijd dus voor een herwaardering van het ouderschap, waarin zowel mama’s als papa’s een volwaardige rol kunnen opnemen in hun gezin en in de samenleving. We verwachten dat mensen werken tot hun 67ste en dus een loopbaan van een slordige 45 jaar hebben. In die tijd zou het toch mogelijk moeten zijn om elke ouder, en zeker ook vaders en meeouders, meer tijd te gunnen met hun kroost.
Dat het ook anders kan, leert Noorwegen ons. Daar kunnen ouders twaalf maanden ouderschapsrust delen, waarvan vijftien weken voor de vader gereserveerd zijn. Dat combineren de Noren met een activiteitsgraad van zo’n 80 procent. Om maar te zeggen, het walhalla waarin luiers en laptops perfect samengaan, bestaat.