Al sinds december onderneemt Vlaams minister van Welzijn Crevits (CD&V) pogingen om met het woonzorgdecreet winst in de zorg verbieden. Voor veel mensen is het duidelijk dat de zorgsector moet draaien om kwaliteitsvolle zorg aanbieden aan onder meer ouderen, niet om winst maken. Grote commerciële spelers zoals Korian, Colisée en Orpea, die gezondheidszorg en huisvesting aanbieden aan bejaarden, blijken op papier verlieslatende instellingen te groeperen, maar zetten tal van mechanismen in om geld door te sluizen dat niet in zorg wordt geherinvesteerd.
‘Verbod op winst op zorg is een goed principe, maar zo eenvoudig is de boekhouding van de bedrijven niet’, verduidelijkt Herman Fonck van belangenbehartiging Okra. ‘Op papier zijn ze verlieslatend maar het geld stroomt toch vaak terug naar de eigen organisatie, via allerlei constructies.’
Hoe duurder, hoe minder zorg
Woonzorgcentra in Vlaanderen krijgen subsidies van de Vlaamse overheid op basis van een aantal criteria: de gemiddelde personeelsbezetting, het gemiddeld aantal bewoners en de graad van zorg die die bewoners nodig hebben. Bovenop de minimumbezetting aan personeel subsidieert de overheid 15 procent extra. Woonzorgcentra mogen hun personeelsbezetting zelf nog opschalen. Maar opvallend: de laagste bezettingsgraad qua personeel zie je in commerciële woonzorgcentra die als vzw opereren. Daar overstijgt de personeelsbezetting amper die 15 gesubsidieerde procent, waar in de publieke sector gemiddeld 26 procent extra personeelsbezetting is. En dat terwijl de commerciële woonzorgcentra net de duurste zijn op de markt. Algemeen geldt: hoe hoger de gemiddelde maandprijs is, hoe minder handen aan het bed.
De prijzen in de Vlaamse woonzorgcentra liggen sowieso al enorm hoog. De gemiddelde eigen factuur voor een bewoner van een Vlaams woonzorgcentrum is 2182 euro per maand, tegenover het gemiddeld nettopensioen dat 1640 euro per maand bedraagt. Een snelle rekensom leert dat een bewoner zo maandelijks 542 euro moet bijpassen voor een verblijf in een woonzorgcentrum.
Grote verschillen in prijzen
Opvallend: de prijzen tussen woonzorgcentra onderling verschillen sterk. Publieke woonzorgcentra zoals georganiseerd door OCMW’s of gemeentelijke rusthuizen, rekenen gemiddeld 2045 euro aan. Non-profitwoonzorgcentra gaan daar iets boven met gemiddeld 2135 euro per maand. Maar de commerciële woonzorgcentra geven de rest het nakijken met een gemiddelde maandprijs van 2296 euro. Supplementen zoals internet of tv, was- en strijkdienst of andere extra’s zijn niet inbegrepen in dat maandbedrag. De Belle Epoque in Knokke spant de kroon met een gemiddelde maandprijs van maar liefst 5154 euro.
We mogen ervan uitgaan dat prijs en zorgkwaliteit daarbij niet evenredig blijken. Want opmerkelijk genoeg zijn er bij de tien duurste woonzorgcentra in Vlaanderen vier met problematische inspectierapporten. Prijskaartje: meer dan 3250 euro per maand.
Een groot contrast met het goedkoopste woonzorgcentrum in Vlaanderen: Sint Jozef op het Kiel in Antwerpen, gericht op minder bemiddelde ouderen. Hier betaal je een maandprijs van 1238 euro. De instelling heeft een forse personeelsbezetting van ruim 70 procent boven de minimumnorm.
Schijnvzw’s
Op vraag van het Vlaams Parlement deed het Rekenhof onderzoek naar geldstromen in woonzorgcentra. Herman Fonck van ouderenorganisatie Okra, dat de belangen van ouderen behartigt: ‘Het rapport geeft meer inzicht in het financiële rookgordijn dat commerciële woonzorgcentra ophangen. De profitsector, en dan met name de internationale groepen zoals Orpea en Korian, blijken vaak verlieslatend, hoewel ze het minste personeel inzetten en hoogste dagprijzen aanrekenen.’
‘We vragen dat de overheid een standaardsysteem oplegt qua boekhouding’
Herman Fonck, Okra
Wat is hier aan de hand? Een analyse van de kosten toont aan dat de commerciële spelers in verhouding veel meer uitgeven aan ‘diensten en andere goederen’ dan de publieke en de non-profitsector. ‘Het geld stroomt op een allesbehalve transparante manier via een constructie van schijnvzw’s naar de eigen organisatie’, stelt Fonck. Beursgenoteerde bedrijven zoals Orpea sluiten bijvoorbeeld een akkoord met een fabrikant in verzorgingsmateriaal zoals pampers. Ze verplichten dan hun woonzorgcentra om bij die fabrikant te bestellen en strijken zelf ruime commissies op. Of ze werken samen met bevriende vastgoedbedrijven. In de boekhouding vind je echter geen spoor terug van die broekzak-vestzakoperaties.’
Sectorspecifieke boekhouding nodig
Het Rekenhof wijst op de nood aan een sectorspecifieke boekhouding. Het departement zorg, dat subsidies toekent aan woonzorgcentra, moet dan ook dringend meer inzicht krijgen in financiële stromen om zo de kwaliteit van de zorg mee te bewaken.
‘We vragen dat de overheid een standaardsysteem oplegt qua boekhouding’, besluit Fonck. Het woonzorgdecreet dan daarbij een handig instrument zijn, op voorwaarde dat het duidelijkheid schetst wat winst is en wat zorg. Middelen bestemd voor zorg zouden nooit mogen weglekken naar andere doelen, vindt Fonck. ‘Bovendien maken bedrijven hier makkelijk winst op de kap van kwetsbare ouderen.’