Jeanne Devos (88)
Paul Goossens (80)
Verkijk je niet op de uitspattingen van Elon Musk’, waarschuwt auteur Paul Goossens. ‘Ongelijkheid is veel meer dan de graaizucht van de allerrijksten. Het is een geheel van gewoontes, wetten, rechten, en geschiedenis. Een uitgewerkt systeem om de kloof tussen arm en rijk alsmaar te vergroten.’ In zijn zopas verschenen De ongelijkheidsmachine vertelt hij, gewapend met duizelingwekkend cijfermateriaal, de geschiedenis van het gelijkheidsideaal. Al te vaak bleef het bij mooie woorden.
Na de Tweede Wereldoorlog kenden welvaartsstaten een opflakkering van sociaaleconomische gelijkheid, maar sinds de jaren tachtig stijgt de kloof tussen rijk en arm razendsnel. Zowel wereldwijd als in welvarende landen. In België bezit de rijkste tien procent nu 60 procent van het vermogen, bleek recent uit cijfers van de Nationale Bank. Wereldwijd heeft de rijkste één procent zo’n 45 procent van alle rijkdom in handen.
Jeanne Devos heeft haar leven lang ondervonden wat dat betekent in de praktijk. In 1963 vertrok ze als 28-jarige naar India. Ze zou er 53 jaar blijven om zich in te zetten voor het lot van huisarbeidsters. ‘Zuivere slavernij’, noemt ze wat ze aantrof. De National Domestic Workers Movement, de vakbond voor huisarbeidsters die ze oprichtte, telt vandaag meer dan twee miljoen leden. Het leverde haar onder meer een nominatie voor de Nobelprijs voor de Vrede op.
‘Ongelijkheid betekent uitsluiting.’
Zuster Jeanne De Vos
‘Ongelijkheid betekent uitsluiting, dat begint al van bij de geboorte’, zegt ze. ‘Wij werkten met slachtoffers van kinderhandel en kinderarbeid, en wilden een kinderrechtenbeweging opstarten in Mumbai. Eerst geloofde ik maar moeilijk dat de kinderen zouden durven opkomen voor hun recht om naar school te gaan. Ze waren het gewoon om in de huizen van de rijken te werken en daar mochten ze de boeken van de kinderen des huizes niet aanraken. Ze waren gekomen om te werken, niet om te leren. Dat was hen zo ingepeperd. Toch zeiden ze na een tijdje tegen me: ‘Didi, ik mag ook naar school. Want wij zijn nu zoals alle kinderen.’ Fantastisch.’
Tijdens jullie levensloop is de ongelijkheid sterk toegenomen. In 1980 had de rijkste één procent in Verenigde Staten 24 procent van de nationale rijkdom, in 2020 was dat bijna 40 procent.
GOOSSENS ¬ ‘Tegelijkertijd daalde het aandeel van de middenklasse. Er vindt dus een transfer plaats van arm naar rijk. Daar heb ik een slecht geweten over. Hoewel mijn generatie de ongelijkheid zag toenemen, konden we de gevolgen niet inschatten. Pas sinds enkele jaren zijn er goede cijfers beschikbaar over hoe groot de ongelijkheid werkelijk is.’
DEVOS ¬ ‘Als kind leer je al om de ongelijkheid in de samenleving te aanvaarden. Waar ik opgroeide, leefde een baron. Wij leerden braaf de barones gedag te zeggen. ‘Flink’, zei mijn vader, die wat tegendraads was. ‘Maar dan moet je dat ook tegen de schoonmaakster zeggen.’ Toen ik ’s anderendaags in de klas goedemorgen zei tegen de schoonmaakster, vloog ik buiten omdat ik de les had gestoord.’
Sommigen beweren dat niet ongelijkheid, maar enkel extreme armoede het probleem is. Die is volgens cijfers van de Wereldbank tussen 1990 en 2015 meer dan gehalveerd.
GOOSSENS ¬ ‘Die cijfers hebben alleen oog voor wie moet overleven met minder dan 1,9 dollar per dag. Maar armoede is relatief. Je moet rekening houden met de realiteit van de samenleving waarin je leeft. Die teruggedrongen armoede is vooral het gevolg van de opkomst van China. Ze missen de realiteit elders in de wereld.’
DEVOS ¬ ‘Het strookt in ieder geval niet met mijn ervaring. De armoede die ik heb gezien is schrikbarend. Overigens neemt de armoede in België niet af, integendeel. Bovendien zit ongelijkheid veel dieper dan armoede. Het gaat evenzeer over huidskleur, geslacht … het zit al in een naam. Onze huisarbeidsters werden aangesproken als ‘mijn meid’, als bezit. Ze wilden bij hun naam genoemd worden. Dat verandert meteen de verhouding. Ook in België leidt een naam met een migratieachtergrond vaak tot achterstelling.’
GOOSSENS ¬ ‘Er mogen best verschillen in rijkdom zijn. Maar eenmaal je extreme rijkdom hebt toegelaten in je samenleving, trekt zich een machine op gang die zich alles toe-eigent. Van het onderwijs en de gezondheidszorg tot het voetbal. Extreme ongelijkheid stopt voor niets of niemand.’
Wat is er nodig om komaf te maken met extreme ongelijkheid?
GOOSSENS ¬ ‘Ongelijkheidsmachines zijn allergisch aan tegenmacht, zoals vakbonden. Wie macht en rijkdom heeft, zal die niet spontaan delen. Als de ongelijkheid de afgelopen veertig jaar is toegenomen, dan is dat omdat de tegenmacht minder sterk staat.’
DEVOS ¬ ‘We hebben samenwerking en het maatschappelijke middenveld nodig. In Vlaanderen zetten ongelooflijk veel organisaties en vrijwilligers zich in voor de samenleving. Maar soms ontbreekt het aan samenhorigheid. Daar kan de vakbond volgens mij nog sterker voor opkomen.’
‘Wie macht en rijkdom heeft, zal die niet spontaan delen.’
Paul Goossens
GOOSSENS ¬ ‘Mijn generatie heeft het laten afweten om het belang van dat middenveld te verdedigen. De vakbond was verouderd en bureaucratisch, luidde het. Maar in de Verenigde Staten loopt de groeiende kloof tussen rijk en arm gelijk met het dalende aantal vakbondsleden.’
Wie de ongelijkheid wil aanpakken, moet het hebben over herverdeling. Over belastingen.
GOOSSENS ¬ ‘Ik zou met het erfrecht beginnen. Draai boven een miljoen euro de duimschroeven aan. Anders saboteer je gelijke kansen en krijg je een nieuw soort aristocratie die van ouder op kind wordt voortgezet. In de periode waarin de gelijkheid wel toenam, waren er veel hogere en progressievere belastingtarieven voor bedrijven en voor de allerhoogste inkomens. Tot meer dan zeventig procent. Minister van Financiën Vincent Van Peteghem (cd&v) wil nu de lasten op arbeid aanpakken, maar de grote vermogens laat hij nog te sterk begaan.’
DEVOS ¬ ‘In India kunnen enkel mannen erven. Vrouwen krijgen een bruidsschat van hun ouders. Dat leidt tot heel wat drama’s en uitbuiting, soms tot moorden of zelfmoorden. Nog een reden om het erfrecht te herdenken.’