‘Aan de universiteit ben je voortdurend in competitie met andere onderzoekers wereldwijd. Je werkt een jaar aan een artikel en in tussentijd krijg je vooral kritische feedback. Na drie jaar onderzoek zag ik de zin van mijn werk niet meer, stond ik onder te hoge werkdruk en liep mijn relatie ten einde. Ik kreeg hoofdpijn, rugpijn, een verlaagde bloeddruk en viel bijna flauw. Toen ben ik naar de dokter gegaan. Zes maanden lang kon ik niets meer. Twintig minuten nadat ik was opgestaan, was ik alweer doodop. Mijn lichaam had er geen zin meer in. Ik schommelde voortdurend tussen kwaad en triest.’
‘Mijn werkgever bood me aan het contract te beëindigen, maar dat wou ik niet. Na zes maanden ziekteverlof heb ik acht maanden deeltijds gewerkt voor ik voltijds terugkeerde naar het werk. Uiteindelijk is het me gelukt mijn doctoraat te voltooien. Het heeft me wel twee jaar gekost eer mijn symptomen verdwenen waren.’
‘Mensen in een burn-out zitten vast. Niet iedereen begrijpt dat, zeker niet bij een jong iemand. Praten met psychologen en lotgenoten heeft me geholpen om te accepteren dat ik niet zomaar vermoeid was. Preventie is erg belangrijk. Als collega’s moet je één front vormen als het er van bovenaf te veel werkdruk komt; en je moet neen kunnen en durven zeggen.’
Lees ook: Jongeren worden uitgeperst als citroenen