Voormalig ECB-voorzitter Mario Draghi © WikiCommons

Mario Draghi presenteerde een ophefmakend rapport over de toekomst van de Europese economische competitiviteit. Hij pleit voor enorme overheidsinvesteringen. Ook werknemersorganisaties nemen Draghi’s aanbevelingen best ernstig.

Renaat Hanssens, ACV-studiedienst
 05 december 2024

Op 9 september publiceerde voormalig ECB-voorzitter Mario Draghi zijn rapport De toekomst van het Europese concurrentievermogen: een strategie voor het concurrentievermogen van Europa. Het zal ongetwijfeld in sterke mate mee het economisch beleid van de Commissie-Von der Leyen II bepalen. Draghi’s wake-up call verdient het om ook door de werknemersorganisaties gehoord te worden.

Een Europese Unie die op economisch vlak haar mannetje kan staan tussen de twee machtigste economische blokken, de Verenigde Staten en China, is voor de toekomst van onze industrie en de eraan verbonden werkgelegenheid erg belangrijk. Zijn pleidooi voor een sterkere rol voor de Europese instituties om het economisch beleid meer centraal aan te sturen is sterk onderbouwd en zal wellicht door veel pro-Europese krachten gesteund worden.

Hier staan we enkel stil bij het eerste deel van het rapport, de strategische visie over het herstel van de onder druk staande Europese competitiviteit. 

Sinds het begin van de 21ste eeuw bedraagt de economische groei in Europa maar de helft van de groei in de VS. De Amerikaanse Big Tech kon een aanzienlijk deel van de productiviteitswinsten dankzij de digitalisering naar zich toetrekken. Voor Draghi hebben we een deel van die productiviteitswinst nodig om onze ambities voor de digitale en klimaattransitie waar te maken.

Drie factoren die aan de basis lagen van het Europese succes op het einde van de 20ste eeuw zien er vandaag erg anders uit: dat waren een open wereldhandel, goedkope energie en geopolitieke stabiliteit. Een antwoord op de vraag hoe Europa zijn concurrentiepositie in de wereld opnieuw kan versterken, moet binnen die gewijzigde context gezocht worden. 

Sinds het begin van de 21ste eeuw bedraagt de economische groei in Europa maar de helft van de groei in de VS.

Drie uitdagingen zijn cruciaal. In de eerste plaats moeten we innovatie versnellen en nieuwe groeimotoren vinden in Europa die de vertragende productiviteitsgroei kunnen bijstellen. Door de snelle technologische vooruitgang van China komt er immers minder vraag uit dat land en wordt China zelf een geduchte concurrent op de eigen Europese markt.

Vervolgens moeten we de erg hoge energieprijzen zien te verlagen, terwijl we doorgaan met decarboniseren en overschakelen op een circulaire economie. Europa moet sterk inzetten op de schone technologie die hiervoor nodig is.

Ten slotte moeten we ons herpositioneren in een wereld met minder stabiele geopolitieke verhoudingen, waarin afhankelijkheden kwetsbaarheden worden en Europa voor zijn veiligheid niet langer op anderen kan vertrouwen. Dat kan door een gecoördineerd beleid van economische veiligheid dat mikt op nieuwe handelsakkoorden, directe investeringen in grondstoffenrijke landen en industriële partnerschappen om de toeleveringsketen van sleuteltechnologieën te beveiligen, met oog voor ketenzorg.

Unieke sociale model 

In het voorjaar van 2024 publiceerde voormalig premier van Italië Enrico Letta al een rapport dat de vinger legde op heel wat onvolkomenheden van de Europese interne markt – van het ontbreken van een echte kapitaalmarktunie (CMU), over de ontbrekende schakels in transport- en energienetwerken, tot de erg versnipperde regelgeving voor ondernemingstoegang in andere lidstaten.

Dat maakte al duidelijk dat er een nieuwe industriestrategie nodig is die begint bij de volledige implementatie van de interne markt. Verder moet het industrie-, concurrentie- en handelsbeleid veel beter op elkaar worden afgestemd. Een substantiële verhoging van de investeringen met ongeveer 5 procentpunt van het BBP van de EU, waarvan een vijfde publieke investeringen moet voor Draghi nu onze economische infrastructuur up-to-date brengen.

Bovendien moet het bestuur van de EU zelf hervormd worden, met een verdiepte coördinatie waar bevoegdheden nationaal blijven en een stroomlijning van de regelgeving en minder regeldruk.

Het Draghi-rapport benadrukt wel dat het unieke Europese sociale model een sterkte is die we moeten behouden. Uit de fouten van in de periode van hyperglobalisering moeten de juiste lessen getrokken worden zodat de burgers voelen dat de overheid aan hun zijde staat.

Innovatief en koolstofarm

Hoewel de EU een enorme achterstand heeft ten opzichte van de VS voor digitale technologie blijven er kansen waarop Europa volop moet inzetten. Een voorbeeld is de toepassing van artificiële intelligentie (AI) in belangrijke sectoren zoals de farma- en automobielindustrie of de energiesector.

Zonder zwakke punten in de innovatielevenscyclus aan te pakken, zullen we daar evenwel niet in slagen. Het rapport benoemt de volgende zwakke punten: te weinig commercialisering van innovatie, te kleinschalige en versnipperde overheidsuitgaven voor onderzoek en innovatie, de versnipperde interne markt waardoor scale-ups niet snel kunnen doorgroeien, mindere beschikbaarheid van durfkapitaal omdat de grootste techbedrijven met de diepste zakken zich in de VS bevinden, te weinig rekenkracht en een gebrek aan investeringen in digitale connectiviteit.

Een gecoördineerde Europese strategie is nodig om voor al die knelpunten een samenhangende oplossing te vinden. 

Ook om de vaardighedenkloof (skills gap) te dichten, is een veel sterkere Europese coördinatie van de opleidings- en vormingsbevoegdheden die bij de lidstaten berusten, nodig.

Het rapport doet dan ook aanbevelingen voor een sterkere oriëntatie naar STEM-opleidingen, een gemeenschappelijk certificatiesysteem voor vaardigheden, een betere evaluatie van de besteding van de vele Europese miljarden die naar cofinanciering van opleidingen gaan, en een visa-programma om studenten en onderzoekers van buiten de EU aan te trekken.

Energiekosten

Wat betreft energie zullen de investeringen in hernieuwbare energie op termijn zorgen voor goedkopere energie, maar in de tussentijd moet de Europese industrie op mondiaal vlak zien stand te houden, ondanks duurdere energie en extra investeringskosten om de energietransitie uit te voeren.

We moeten op een pragmatische manier de hoge energiekosten van de energie-intensieve industrie aanpakken, door bijvoorbeeld een groter deel van de opbrengsten uit de verkoop van koolstofcertificaten naar die industrie te laten vloeien onder de vorm van steun voor de overgang naar CO2-neutrale energie.

Voor technologieën waar we de concurrentiestrijd verloren hebben, zoals zonnepanelen, kiezen we volgens Draghi best voor import.

Door een sterkere regulering van de energiemarkt en een volledige ontkoppeling van de prijs van hernieuwbare en nucleaire energie van de meer volatiele fossiele energieprijzen, kunnen de energieprijzen voor ondernemingen en consumenten gedrukt worden.

Tegelijkertijd moeten we erop toezien dat Europa voldoende marktaandeel behoudt en waar mogelijk bijwint in schone technologie (clean tech). Daarmee bedoelt Draghi alle technologie die nodig is om klimaatneutraliteit te bereiken, van elektrische voertuigen, over windmolens en zonnepanelen, tot carbon capture and storage/utilisation (CCS en CCU) of waterstoftechnologie.

In een aantal subsectoren heeft Europa daar al een voorsprong. Om schone technologie versneld door te voeren en onze marktpositie te verstevigen is een gemengde strategie nodig. Voor de producten of technologieën waar we de concurrentiestrijd verloren hebben, zoals zonnepanelen, kiezen we best voor import, maar voor andere deelsectoren – Draghi denkt aan elektrische voertuigen – moeten we net buitenlandse investeringen aantrekken zodat de werkgelegenheid in Europa gecreëerd wordt. Voor nog weer andere moeten we inzetten op een versteviging van de Europese industrie omwille van Europese strategische autonomie. 

Industriële strategie

Met bijvoorbeeld de Net Zero Industrial Act (NZIA) van 2023 probeerde Europa al wel een industriële strategie op te zetten, maar ook dat initiatief leed onder de gekende Europese euvelen zoals een sterke fragmentatie van de steun over verschillende programma’s of een hoge complexiteit en lange doorlooptijden.

De verbeterde vooruitzichten van de Europese batterij-industrie laten zien dat een gerichte strategie uiteindelijk vruchten oplevert. Maar actuele moeilijkheden in de automobielsector tonen dat er elders nog veel te weinig sprake is van een gezamenlijke strategie. Aan de automobielsector werden immers scherpe klimaatdoelstellingen opgelegd, terwijl het industriebeleid niet volgde.

Daardoor ontbrak het aan een gesynchroniseerde impuls om toeleveringsketens om te bouwen, en ook een parallelle strategie voor de snelle uitbouw van een laadpalennetwerk liet op zich wachten. 

Het rapport beschrijft de contouren van een compleet Plan voor decarbonisatie en concurrentievermogen. Dat behandelt onder meer andere energiecontracten, een kortere doorlooptijd van vergunningen, een betere mobilisatie van privé- en publiek kapitaal, een EU-instrument voor de financiering van interconnectoren om energieuitwisseling tussen verschillende netwerken mogelijk te maken, een Europese coördinator voor hulp bij de aanvraag van vergunningen, een sterkere focus bij financiële steun, en een actieplan voor de cruciale automobielsector.

Strategische autonomie

Daarnaast is er de kwestie van strategische autonomie. Voor de aanvoerketens van kritische grondstoffen is het nodig om veiligheid op langere termijn te garanderen, net als voor investeringen in defensie. Voor veel kritische grondstoffen beheerst China tot 75 procent of meer van de verwerkingscapaciteit. Het verwerft in een hoog tempo mijnen in het buitenland om de aanvoer te verzekeren.

Ook de VS investeerde via onder andere de Inflation Reduction Act (IRA) in de opschaling van verwerkings- en recyclagecapaciteit. Daar valt ethisch heel wat op aan te merken, maar Europa heeft vooralsnog geen gelijkwaardige gecoördineerde aanpak. Het laat de grondstoffenwinning en handel in strategisch goederen in tegenstelling tot zijn concurrenten grotendeels over aan private actoren en aan de markt.

Voor Draghi’s nieuwe industriële strategie zijn er jaarlijks aanzienlijke investeringen nodig ten bedrage van 800 miljoen euro.

Die afhankelijkheid geldt eveneens voor kritische technologieën voor de digitalisering van de Europese industrie. Zowel via een grondstoffendiplomatie die investeringen in derde landen bevordert via de Global Gateway – het weliswaar minder goed uitgewerkte Europese antwoord op het Chinese Belt and Road Initiative – als via de benutting van het potentieel van binnenlandse grondstoffen door mijnbouw, recyclage en innovatie in alternatieve materialen, kan de EU een hogere graad van autonomie bereiken. 

Om Draghi’s nieuwe industriële strategie mogelijk te maken zijn er jaarlijks aanzienlijke bijkomende private en publieke investeringen nodig ten bedrage van 750 à 800 miljoen euro. Voor een verhoging van de private investeringen mikt Draghi op de voltooiing van de kapitaalmarktenunie en een betere kanalisatie van spaargeld van huishoudens naar productieve investeringen via een versterking van tweedepijler-pensioensystemen.

Voor het publieke gedeelte moet er een gerichtere inzet van de EU-begroting zijn, met onder meer een Competitiviteitspijler in het volgende Multiannueel Financieel Kader (MFF). Draghi houdt daarenboven een onomwonden pleidooi voor schuldfinanciering via de uitgifte van gemeenschappelijke EU-obligaties.

Meerderheid

Draghi’s plannen vereisen institutionele aanpassingen. Onvoldoende strategische focus en een versnippering van middelen liggen aan de basis van de verzwakkende competitiviteit. Een nieuw coördinatiekader voor concurrentievermogen moet dat verhelpen. Dat moet bestaan uit actieplannen voor het concurrentievermogen voor elke strategische prioriteit.

Meer stemmingen in de Raad met een gekwalificeerde meerderheid in plaats van met unanimiteit moeten de slagkracht van de EU vergroten.

Meer stemmingen in de Raad met een gekwalificeerde meerderheid in plaats van met unanimiteit, en het toepassen van het principe van versterkte samenwerking tussen een beperkt aantal lidstaten die sneller vooruit willen, moeten de slagkracht van de EU vergroten.

Een sterke administratieve vereenvoudiging en teruggedrongen rapportageverplichtingen voor bedrijven moeten de ondernemingsdynamiek aanzwengelen. 

Wijst Draghi de weg?

Ongetwijfeld legt Draghi de vinger op een aantal belangrijke knelpunten die dringend actie vragen van de lidstaten en de Europese instellingen. Tegelijk legt het rapport een aantal accenten die oranje knipperlichten doen oplichten.

Zo zet Draghi wel erg ongenuanceerd in op een veel grotere economische groei als hét antwoord op alle transitieproblemen. Grotere economische groei laat toe om de middelen vrij te maken voor investeringen. Maar een verderzetting van bepaalde consumptiepatronen op het vlak van mobiliteit of voeding is helemaal niet duurzaam, daarover lezen we niets in het rapport.

Draghi pleit ook voor een erg grote vermindering van de administratieve lasten en rapportageverplichtingen voor het bedrijfsleven. Conservatieve Europarlementsleden van de EVP grepen dat al aan om de pas goedgekeurde zorgplicht of duurzaamheidsrapportering onder vuur te nemen.

Economische prioriteiten in het handelsbeleid her­evalueren mag geen excuus zijn om de agenda van waardig werk te laten vallen. Net door de standaarden overal te verhogen versterkt Europa haar eigen concurrentiepositie. 

Werknemers as such lijken afwezig in Draghi’s verhaal.

Als het de Europese regelgevers ernst is met Draghi’s aanbeveling om de hoge mate van sociale bescherming als een Europese troef in stand te houden, dan zal er met de aanbeveling voor een sterke vermindering van de regelgevingslast uiterst omzichtig omgegaan moeten worden.

Toch lijken werknemers as such afwezig in Draghi’s verhaal. Nochtans is het cruciaal om de arbeidsvoorwaarden te versterken in die sectoren waar nu krapte optreedt, net als het recht op opleiding. 

Overheidssturing

Draghi rekent op de slagkracht van grote ondernemingen, die mede dankzij een forse overheidssubsidiëring en de mobilisering van spaargeld naar productieve investeringen, de nodige technologie moeten ontwikkelen.

De vraag is of een sterkere overheidssturing niet ook inhoudt dat die overheid zelf een sterkere economische actor wordt. Is het in die logica niet veeleer aangewezen om in te zetten op een sterkere belasting van de grotere vermogens en inkomens om de middelen daarvoor vrij te maken?

Het debacle waarin de Europese auto-industrie zich vandaag bevindt, illustreert dat de actoren op de vrije markt misschien niet het best geplaatst zijn om de juiste keuzes voor de toekomst te maken.

Abonnement De Gids

Neem een abonnement op De Gids!

Aanbevolen

80 jaar na de Bom: De illusie van veiligheid en de...

In 2025 is het 80 jaar geleden dat kernwapens voor het eerst werden gebruikt. Acht decennia waarin de mensheid de macht verwierf om zichzelf...
   10 december 2024

Oudenaardse leerlingen geven menselijkheid een voornaam

Menselijkheid. Dat stond centraal in de recente campagne van 11.11.11. Ongetwijfeld belangrijk in deze woelige tijden. 11-groep Oudenaarde –...
 Oost-Vlaanderen  15 november 2024

Hoe kan de tijdsgeest ons zo verlammen?

Peter Wouters richt zijn blik op Amerika. ‘Mensen worden door alles en iedereen in hun omgeving verplicht om zich aan te sluiten bij een extreem...
   06 november 2024

'Kamala Harris heeft onze steun verdiend'

De Amerikaanse vakbondsleider Shawn Fain leidde de grootste staking in de auto-industrie van de laatste decennia en is een uitgesproken voorstander...
   05 november 2024