Alleen de duurste Vlaamse gemeenten en enkele steden krijgen de mogelijkheid om dit voorrangsbeleid te voeren, waarbij ze voor 50 tot 100 procent financieel kunnen tegemoetkomen in het grondaandeel van de woning.
Kopers moeten aan drie voorwaarden voldoen om in aanmerking te komen: minstens vijf opeenvolgende jaren in de afgelopen tien jaar zijn ingeschreven in de betrokken gemeente of een Vlaamse buurgemeente, nog geen vastgoed bezitten en een inkomen hebben onder een nog exact te bepalen grens.
‘Een duur en selectief systeem’, oordeelt Eddy Van den Eede, stafmedewerker Onderzoek en Ontwikkeling bij beweging.net. ‘De bal wordt in het kamp gelegd van de gemeenten die op kosten gejaagd worden. Zij moeten zo namelijk geheel of gedeeltelijk de prijs van de grond terugbetalen. Terwijl ze ook op andere manieren betaalbaar woonbeleid zouden kunnen stimuleren. Vanaf 1 juli krijgen gemeenten immers het zeggenschap over de woonmaatschappijen. Die zijn een bijzonder interessant bestaand instrument om wonen betaalbaarder te maken.’
‘Naast sociale huurwoningen aanbieden kunnen woonmaatschappijen ook koopwoningen realiseren, die onder de marktprijs worden aangeboden. Zij houden vandaag ook al rekening met lokale binding en bewonersverplichtingen. Bovendien hebben woonmaatschappijen meer expertise in administratieve opvolging en toewijzing. En ze kunnen dit zo nodig toepassen in alle gemeenten in Vlaanderen. Dat lijkt een toegankelijkere en gemakkelijkere, vrij gelijkaardige weg, die niet weegt op de gemeentelijke begroting en waarbij de gemeenten zelf niet moeten instaan voor de opvolging van de procedures. Idealiter blijft de grond in eigendom van de overheid en/of woonmaatschappij en realiseren we zo betaalbaar wonen in het segment van de sociale koopwoningen’, stelt Van den Eede.