‘Sinds 2012 is er een afbouw van de bestaanszekerheid van werklozen aan de gang. De regels worden systematisch verstrengd, waardoor steeds minder mensen recht hebben op een werkloosheidsuitkering. Momenteel hebben dertig procent van de werklozen zelfs geen recht op een werkloosheidsuitkering. Dat zijn vooral migranten en schoolverlaters – men redeneert dat zij eerst het recht moeten opbouwen – en geschorste langdurig werklozen. Dit zijn vaak mensen met gezondheidsproblemen die daardoor niet actief kunnen zoeken en daarom hun uitkering kwijtraken.
‘De werkloosheidsuitkering zelf werd tot twee jaar geleden alsmaar afgekalfd, tot men besefte dat het zo echt niet verder kon. De uitkeringen herwaarderen gaat traag. Momenteel leeft ongeveer de helft van de werklozen in objectieve financiële armoede, dat wil zeggen dat hun gezinsinkomen minder dan 60 procent van het mediaaninkomen bedraagt. Sommige uitkeringen liggen dertig procent onder die armoedegrens.’
Zelfinvestering
‘Het idee domineert dat een gulle uitkering de prikkel wegneemt om weer aan de slag te gaan. Nochtans zien we dat in Noord-Europa, met uitkeringen die rond de 80 procent van het loon liggen, mensen niet trager aan de slag gaan dan bij ons. Uit onderzoek blijkt ook dat de meeste werklozen intrinsiek gemotiveerd zijn om bij te dragen: werk betekent voor hen zingeving, deelnemen aan de samenleving. Daarom doen ze ook heel vaak vrijwilligerswerk.’
‘Werklozen hebben een fatsoenlijke uitkering nodig om te kunnen investeren in zichzelf, in hun gezondheid, mobiliteit en opleiding voor zichzelf en de kinderen, in connectiviteit … Als je slecht woont en eet, dan ben je een wrak en kun je niet deelnemen aan het maatschappelijk leven en de arbeidsmarkt.’
‘Het is hoog tijd dat er meer begrip komt en alle minima worden opgetrokken, inclusief het leefloon. Daarnaast helpen ook andere investeringen om mensen hun kansen te vergroten, zoals betaalbare kinderopvang, een mobiliteitstoelage en bijscholing. Er wordt al wel wat gedaan, maar het mag best meer zijn.’