Afgelopen week besliste de federale regering om het systeem van flexi-jobs uit te breiden naar twaalf nieuwe sectoren, waaronder de voedingssector, de landbouw, kinderopvang en onderwijs. Voordien kon je als flexi-jobber al aan de slag in onder meer horeca, detailhandel, sport- en cultuursector.
Het systeem van de flexi-jobs, waardoor een werknemer onbelast kan bijverdienen om zo de druk in bepaalde sectoren te verlichten, bestaat intussen acht jaar. Aanvankelijk was het systeem specifiek voor de horecasector bedoeld om piekmomenten op te kunnen vangen en een einde te maken aan fiscale fraude en zwartwerk in de sector.
Afgelopen week besliste de regering om het systeem niet enkel uit te breiden naar andere sectoren, maar ook ietwat te verstrengen. Er komt een inkomensplafond: flexi-jobbers mogen voortaan maximaal 12.000 euro per jaar verdienen. En werkgevers moeten 28 procent patronale bijdragen in plaats van 25 procent betalen. Niet naar de zin van de horecabazen, die zo dieper in de buidel moeten tasten om flexi-jobbers in te zetten. Matthias De Caluwe, CEO van Horeca Vlaanderen, uitte dit weekend al zijn ongenoegen in Het Laatste Nieuws: ‘In de plaats van maatregelen te voorzien om de vaste loonkost aan te pakken, krijgen we er nog een extra kostenverhoging bij.’
Geen oplossing
Het ongenoegen van de horecabazen oogst weinig begrip bij het ACV, dat van begin af aan grote vraagtekens plaatste bij het systeem van flexi-jobs. Geen werkzekerheid voor de werknemer, geen limiet op het aantal flexi-jobbers dat een onderneming kan inhuren, wat dan weer slecht nieuws is voor de vaste werknemers, een vaak onmogelijke werk-privé-balans, structurele onderfinanciering van de sociale zekerheid, ...
Na acht jaar flexi-jobs in de horeca ziet Benjamin Moëst van ACV Voeding en Diensten allesbehalve een degelijke oplossing in het systeem: ‘We zien duidelijk dat flexi-jobs een te kwetsbaar statuut zijn. Flexibele en goedkope contracten ten voordele van de werkgevers: dat is de koers van de regering in dit verhaal. Het probleem met flexi-jobs is dat je mensen pusht om een tweede baan te nemen, terwijl je ervoor moet zorgen dat ze een degelijke eerste job hebben met een goed loon en correcte arbeidsomstandigheden.’
Maar ook bij de werkgevers voelt het ACV nog te weinig bereidheid om grondig na te denken over een duurzame sector, voorbij de quick wins en snel geld: ‘Willen we een sector met cowboys of een duurzame sector? Werkgevers moeten inzien dat je niet alleen kunt nemen zonder iets te geven’, aldus Moëst.
Bakker
‘Positief is dat het flexi-loon opgetrokken wordt tot het minimumloon van de sector in kwestie’, vult Moëst nog aan. ‘Ironisch genoeg is dat hogere flexi-loon is van toepassing voor alle sectoren, behalve voor de horeca.’
Net voor de begroting probeerden werkgevers uit de horecasector nog een aantal steunmaatregelen door te duwen, zoals een verlaging van btw van 21 procent naar 12 procent op niet-alcoholische dranken en een indexering van lagere werkgeverslasten voor de eerste vijf aanwervingen. Maar de regering hapte niet toe en opteerde voor een status-quo in flexi-jobs.
‘Zowel voor werknemers als voor werkgevers is dat geen goed nieuws, want flexi-jobbers zullen sneller voor een opdracht in een andere sector kiezen waar het loon iets hoger ligt’, vertelt Moëst. Vandaag bedraagt het gemiddelde flexi-loon in de horeca amper 13,75 euro netto voor een arbeider en 17,5 euro voor een bediende. ‘Wie wil er met zulke lage lonen dan nog kiezen voor de horeca? Zo zal een werknemer liever in de bakkerij staan in plaats van in het café. Als de sector niet meedenkt, hebben we over enkele jaren enkel nog studenten achter de bar staan.’