De laatste begrotingsonderhandelingen van de federale regering mondden uit in een flinke uitbreiding van het flexi-jobsysteem. Voortaan kan bijklussen in maar liefst 22 sectoren, van het onderwijs over de garage- en de evenementensector, tot zelfs in de kinderopvang.
Volgens de liberalen is het statuut een absoluut succesverhaal en creëert het banen, maar de vakbonden wijzen er al sinds het ontstaan in 2015 op dat het de financiering van de sociale zekerheid uitholt. Werkgevers betalen immers een verlaagde sociale bijdrage voor een flexi-jobber, en in tegenstelling tot op voltijdse werkuren, betalen werknemers geen belastingen op een flexi-loon.
'Ten gronde is er een veel grotere fiscale hervorming nodig, die de lasten eerlijker verdeelt, en waarmee we de lasten op arbeid voor iedereen kunnen laten dalen.’
Ive Marx
‘Door de overheid zelf georganiseerde belastingontwijking’, reageerde socioloog aan de Universiteit Antwerpen Ive Marx scherp. 'We zitten in een neerwaartse spiraal waarbij we de hoge fiscale lasten op werknemers proberen te verhelpen door nieuwe koterijen te bouwen, zoals flexi-jobs. Maar dat versterkt het probleem. Ten gronde is er een veel grotere fiscale hervorming nodig, die de lasten eerlijker verdeelt, en waarmee we de lasten op arbeid voor iedereen kunnen laten dalen.’
Maar de recente uitbreiding veranderde ook de spelregels. De sociale bijdrage stijgt van 25 naar 28 procent, en de lonen moeten de sectorbarema’s volgen in plaats van de minimumlonen. Dat moet oneerlijke concurrentie tegengaan. Bovendien kwam er een loonplafond van 12.000 euro per jaar.
Is het liberale hoera-verhaal van goedkope werkkrachten voor werkgevers daarmee niet van de baan? De regering gaf de vakbonden gelijk in hun zorgen.
MARX ¬ ‘De scherpste kantjes zijn er nu inderdaad afgevijld. Maar het blijft problematisch. Men creëert de situatie waarin twee werknemers in hetzelfde bedrijf totaal anders belast worden voor hetzelfde werk. Omdat enkel wie al vier vijfde werkt of gepensioneerd is een flexi-job mag uitoefenen, gaat het bovendien om werk voor wie al werk heeft. Ten koste van wie geen werk heeft. In een land waarin nog steeds veel groepen geen toegang vinden tot de arbeidsmarkt is dat toch een probleem?’
‘Er is vandaag veel vraag naar flexibelere vormen van arbeid. België heeft ook niet per se een inflexibele economie, maar wij doen dat op z’n Belgisch. Met allerlei koterijen. Algemeen is de jobstabiliteit bij ons zeer groot, mensen blijven hun baan lang trouw, maar dat vullen we aan met jobstudenten, flexi-jobbers en buitenlandse arbeidskrachten.’
‘Daardoor is er een groep mensen die zich veertig jaar of langer kapotwerkt, en vooraan de zestig vaststelt dat ze het niet langer volhoudt. Dat moet je gezonder organiseren. Bijvoorbeeld door meer loopbaanonderbrekingen mogelijk te maken, of gemakkelijker van baan te kunnen veranderen of deeltijds te gaan werken.’
Begin dit jaar waren er al meer dan 120.000 mensen met een flexi-job. Wat weten we over hen?
MARX ¬ ‘Het systeem wordt nauwelijks geëvalueerd. Bovendien weten we weten eigenlijk niet of het voor meer tewerkstelling zorgt. Alleen het Rekenhof maakte in 2019 een evaluatie van flexi-jobs in de horeca.’
Goed een derde van alle flexi-jobs bleek toen het gevolg van een verschuiving van voltijdse naar flexi-banen.
MARX ¬ ‘Maar dat kunnen we nog niet zeggen over het systeem als geheel. Deels houdt het wellicht voltijdse tewerkstelling in stand. Als een horecazaak er goed door kan blijven draaien in piekseizoenen bijvoorbeeld. Maar er zijn ook situaties, met name in de nieuwe sectoren, waarin een werkgever kiest voor een flexi-jobber, terwijl hij ook iemand deeltijds had kunnen aanwerven.’
Uit een enquête van ACV Limburg bleek dat ruim de helft van de flexi-jobbers de bijbaan heeft ‘om de rekeningen te kunnen betalen’.
MARX ¬ ‘Dat strookt niet altijd met de objectieve situatie. Het is vast een welkom inkomen, maar dat betekent nog niet dat flexi-jobs terechtkomen bij wie ze het meest nodig heeft. Ik durf wedden dat vooral mensen die al werk hebben ze uitoefenen, als leuke bijverdienste, en niet de mensen die zich lager in de inkomensverdeling bevinden.’
‘Ongetwijfeld vervullen flexi-jobs soms een reële nood, maar je maakt geen beleid omdat het in pakweg tien procent van de gevallen terechtkomt bij wie het echt nodig heeft. Daar zit een ruimer probleem. Wellicht komen veel sociale maatregelen ten goede aan wie het het minst nodig heeft.’
Ive Marx