Sociale partners moeten vrij kunnen beslissen over de criteria waarmee ze rekening moeten houden bij de vaststelling van de lonen, stelt het Committee on Freedom of Association (CFA). Dit comité is verantwoordelijk voor het toezicht op de eerbiediging van de vrijheid van vereniging en de vrijheid van collectieve onderhandelingen en boog zich na een klacht van het ACV met de steun van de andere vakbonden over de Belgische loonnormwet.
De wet uit 1996 is al lang een doorn in het oog van de vakbond en vormde mee de aanleiding van de actie- en stakingsdag van woensdag 9 november. Hoewel de conclusies van het CFA niet juridisch bindend zijn, geven de samenstelling van dit controleorgaan – met vertegenwoordigers van werknemers, werkgevers en regeringen- en de daaropvolgende goedkeuring van de conclusies door de Raad van Bestuur van de IAO - waarin de Belgische regering momenteel zetelt – de conclusies een aanzienlijk gewicht.
‘De Belgische regering heeft de plicht daarnaar te handelen’, stelt Mathieu Verjans, nationaal secretaris van het ACV. ‘Zoals de minister van Buitenlandse Zaken onlangs opmerkte is België een van de negen stichtende leden van de IAO met een zetel van drie jaar in de raad van bestuur van de organisatie. Zij heeft de IAO en haar normenstelsel altijd gesteund. Het is nu tijd dat de regering de daad bij het woord voegt en een einde maakt aan de aanzienlijke beperking van de mogelijkheden van de sociale partners om te onderhandelen over de ontwikkeling van het loonniveau. Onder meer de stijgende kosten van de gezinnen en de hoge productiviteit van de Belgische werknemers moeten bij die onderhandelingen mee een rol spelen.’
‘Het is ondenkbaar dat de Belgische regering zich verschuilt achter de weigering van de Belgische werkgeversorganisaties om loonnormwet te wijzigen’, benadrukt Verjans nog. ‘Als de regering niet ingrijpt zoals het hoort, zullen we de schending blijven aanklagen. Ook rechters in ons land zullen rekening moeten houden met de bevindingen van de IAO.’