U kent vast de uitdrukking ‘Elk voor zich en God voor ons allen’. Dat lijkt soms de visie van bepaalde vertegenwoordigers van de artsenvakbonden op onze sociale zekerheid: eerst het eigen budget veiligstellen, voor er gepraat kan worden over het geld dat we nodig hebben voor gezamenlijke projecten. Daar zit het fundamenteel fout.
Het zijn nochtans net die multidisciplinaire projecten, waarin verschillende soorten zorgverleners samenwerken rondom de patiënt, die het meest effectief zijn om de uitdagingen in onze gezondheidzorg aan te gaan. Onze bevolking wordt ouder en zorgbehoevender, het aantal langdurig zieken stijgt jaar na jaar, het aantal mensen met mentale problemen eveneens. Onder meer door de vergrijzing is bijvoorbeeld diabetes in opmars. In de diabeteszorg werken we vandaag met ‘diabetesteams’: daarin zit niet alleen een gespecialiseerde arts, maar ook een verpleegkundige, diëtist en psycholoog. En dan hebben we het nog niet over de preventieve inspanningen in de eerstelijnszorg bij de huisarts, of zelfs nog laagdrempeliger, op scholen door sensibilisering rond gezonde voeding.
Gezond zijn en blijven is vandaag al lang niet meer enkel te danken aan een goede relatie met je arts. Het gaat om zoveel meer relaties: met je werkgever, met je naasten, met jezelf.
We moeten af van het oude denken over gezondheid: niet enkel focussen op genezen wie ziek is, maar ook voorkomen dat mensen ziek worden. Dat kan enkel door te denken vanuit ‘brede’ gezondheid.
Artsen kunnen volgens mij de trekkers zijn in deze transformatie, vanuit hun expertise en hun netwerk. Daarvoor moeten we wel weg van het hokjesdenken, naar een aanpak vanuit een team zorgverleners van diverse pluimage die een patiënt omkaderen. Om die verandering in te zetten, moet ook het geld anders worden ingezet: niet vanuit de vraag ‘hoeveel heeft elke zorgverlener nodig?’, maar vanuit de vraag ‘hoeveel hebben we samen nodig om onze patiënt goed te verzorgen?’.