Opvallend is de budgettaire ontmanteling van het arbeidsmarktbeleid. De ambitie van deze regering om de werkzaamheidsgraad verder te verhogen van 76 naar 80 procent tegen 2029 lijkt met al die besparingen althans niet erg sterk onderbouwd. Zo dreigen we net in een dal terecht te komen.
In dit artikel beschrijven we de impact van het regeerakkoord op werkzoekenden, door activering en het aanbod van de VDAB, en op werknemers, met loopbaanbeleid, opleiding, inclusie en werkbaar werk.
Het budget voor Werk en Sociale Economie (WSE) moet 12 procent dalen tegen 2029, goed voor bijna 500 miljoen euro. De VDAB verliest 10 procent van haar budget.
Het budget voor Werk en Sociale Economie (WSE) moet 12 procent dalen tegen 2029, goed voor bijna 500 miljoen euro, waarvan al 79 miljoen euro volgend jaar. De VDAB verliest 10 procent van haar budget tegen 2029, boven op de kaasschaafbesparingen door de onderindexering van de Vlaamse werkingsmiddelen.
Een aantal besparingen zijn al beslist. Doelgroepkortingen doven sneller uit dan voorzien en verdwijnen al in 2025. In de beleidsbrief van minister van Werk Zuhal Demir (N-VA) lezen we dat maatregelen zonder bewezen activerings-, productiviteits- of tewerkstellingseffect worden geschrapt. Zo verdwijnt de Vlaamse jobbonus in 2027, onder voorbehoud van een federale lastenverlaging.
Het systeem van de dienstencheques – 46 procent van het budget werk – wordt niet fundamenteel hervormd. Zo komt er geen winstbeperking en geen sociaal voorwaardenkader voor ondernemingen.
Talent
In 2025 moet er nog ongeveer 32 miljoen extra gevonden worden. Waar is nog niet helemaal duidelijk. De beleidsnota heeft het over mogelijke besparingen in de aanmoedigingspremies, opleidingsincentives, loopbaancheques en in het programma Focus op talent. Dat laatste omvat heel wat projecten van werknemersorganisaties die inclusie op de werkvloer bevorderen.
Ook Doorstart, een project dat werknemers begeleidt na herstructurering of faling, loopt risico. Nochtans is dat meer dan ooit broodnodig, nu heel wat werknemers uit de industrie naar ander werk moeten uitkijken door aangekondigde bedrijfssluitingen.
Het ACV is fel gekant tegen de besparingsopties. Opleidings- en loopbaanmaatregelen komen de duurzame inzetbaarheid van mensen ten goede. De projecten uit Focus op talent ondersteunen en begeleiden net mensen die zich in een kwetsbare positie bevinden. Het VESOC-akkoord Iedereen nodig, iedereen mee van 2022 tussen sociale partners en de Vlaamse regering benadrukt zelfs het belang van het versterken van Doorstart als de noden hoog zijn.
Aanklampen
In het luik ‘activering’ van het regeerakkoord verdwijnt de gemeenschapsdienst. Dat systeem dwong zeer langdurig werklozen om verplicht diensten uit te voeren. Het symbooldossier van de regering-Jambon (2019-2024) werd geen succes. Van de 37.000 zeer langdurig werklozen stroomden slechts 400 personen in.
En in de uitvoering liep van alles mis. Partners van de VDAB en lokale besturen gaven wijselijk de voorkeur aan andere, interessantere stelsels om langdurig werklozen ervaring te laten opdoen. Exit verplichte gemeenschapsdienst dus.
In de plaats daarvan komen de samenlevingsjobs die geïntegreerd worden met wijkwerken en gericht zijn op mensen die al meer dan een jaar zonder werk zitten. Als men samenlevingsjobs of een ander passend aanbod weigert, volgen er sancties.
De focus van het tewerkstellingsbeleid ligt op sneller controleren en sanctioneren in plaats van op ondersteunen of begeleiden.
Dat kan leiden tot meer stress om snel eender welke job aan te nemen. Een job die dan niet altijd leidt tot duurzaam werk of een kwalitatieve loopbaan. Hoewel de beleidsnota stelt dat sanctionering geen doel op zich mag zijn, ligt de focus op sneller controleren en sanctioneren in plaats van op ondersteunen of begeleiden.
Niet-beroepsactieven
Diezelfde harde toon vind je terug voor niet-beroepsactieven. Dat is een diverse groep van mensen met een ander statuut dan uitkeringsgerechtigde werkzoekenden: nieuwkomers, leefloners, langdurig zieken, herintreders op de arbeidsmarkt …
Voor niet-beroepsactieven die sociale voordelen of een uitkering ontvangen – zoals een leefloon, sociale huur of een vervangingsuitkering – wil Vlaanderen eveneens meer voorwaarden en controles opleggen. Behalve de bestaande verplichte inschrijving bij de VDAB gaat dat over een werkbereidheidstoets die het arbeidspotentieel moet inschatten.
De VDAB moet meer bemiddelaars inzetten om werkzoekenden en niet-beroepsactieven te begeleiden naar werk, maar moet tegelijkertijd 10 procent besparen. De focus verschuift naar bemiddeling en matching waardoor er minder middelen beschikbaar zijn voor opleidingen en loopbaanondersteuning. Opleidingen richten zich voortaan vooral op een versterking van de competenties van werkzoekenden om (knelpunt)vacatures (van werkgevers) in te vullen en minder op individuele job-targets of duurzame loopbanen.
De VDAB zal zich moeten focussen op prioritaire groepen van niet-beroepsactieven met een hoog arbeidspotentieel en een sterke arbeidswens, niet-beroepsactieven die goed scoren op de werkbereidheidstoets kortom. Die groep opsporen – of outreachen in arbeidsmarktjargon – moet via institutionele samenwerking met lokale besturen, OCMW’s, het RIZIV, sociale verhuurkantoren en de agentschappen voor inburgering.
De beleidsbrief kondigt dan wel nieuwe samenwerkingsakkoorden aan, er wordt over het hoofd gezien dat middenveldorganisaties zoals buurtorganisaties, vakbonden of armoedeorganisaties de situatie op het terrein veel beter kennen en soms een beter zicht hebben op de arbeidswensen van die groep.
Uit recent onderzoek van de VDAB bij niet-beroepsactieven blijkt dat de activering van hen een werk van lange adem is. Niet-beroepsactieven staan vaak kritisch tegenover het activeringsbeleid omdat het vertrekt vanuit de noden van de economie. Het miskent de waarde van zorgtaken en vrijwilligerswerk als alternatief voor betaalde arbeid.
Ongelijk aanbod
Die keuze voor een gelaagde dienstverlening en prioritering kan leiden tot een ongelijk begeleidingsaanbod. Verplichtingen, zoals de verplichte inschrijving voor sociale huurders, leefloners of langdurig zieken, vergen passende ondersteuning. Anders vervalt het activeringsbeleid in disciplineringsretoriek, waarbij bemiddeling vooral neerkomt op een strakker sanctioneringskader.
Dat het regeerakkoord voorziet in ‘proeftuinen’ om VDAB-bemiddelingstaken, inclusief mensen en middelen, via aanbestedingen naar slagkrachtige lokale besturen over te hevelen, dreigt eveneens een ongelijk ondersteuningsaanbod te creëren.
Toch bevat het activeringsluik enkele positieve zaken. De VDAB krijgt met een beheersovereenkomst zicht op een duidelijk werkingskader, waarin bemiddeling naar duurzaam werk een nieuwe succesindicator wordt. Extra investeringen in nazorg na aanwerving, zoals job- en taalcoaching, ondersteunen dat.
Er komen bovendien duizend bijkomende plaatsen in de sociale economie, met verbeterde toeleiding om openstaande plaatsen in te vullen. Maar velen zullen de disciplineringsagenda voelen. En nergens wordt concreet verwezen naar de verantwoordelijkheid van werkgevers om de afstand van de arbeidsmarkt tot kwetsbare personen te verkleinen. Er zijn geen passages over concrete normen voor extra jobs op maat of aangepaste jobs voor langdurig zieken. Een belangrijke hefboom voor werk, die niet ingezet wordt.
Opleidingsoffensief
De sociale partners vroegen aan de toekomstige Vlaamse regering een ambitieus opleidingsoffensief. Hoewel het belang ervan erkend wordt, is de inhoudelijke invulling mager. Sterker nog, de aangekondigde hervormingen lijken besparingen op heel wat opleidings- en loopbaanincentives.
Het opleidingskader lijkt ook enger te worden. Competentieprognoses, knelpuntberoepen en vacatures gelden steeds meer als leidraad voor beslissingen over opleidingsondersteuning. Ze kunnen zeker richtinggevend zijn, maar hoe betrouwbaar zijn ze als kompas voor een breed opleidingsoffensief?
De Vlaamse regering bouwt net de ondersteuning af die kan helpen om 'werknemers meer het heft in handen te geven en bewust keuzes te laten maken over hun loopbaan'. Nochtans een doel volgens de beleidsnota.
De aangekondigde hervorming van het Vlaams opleidingsverlof illustreert dat. Een sterkere focus op knelpunten holt een hoeksteen van het Vlaams opleidingsbeleid uit. De idee daarachter was om werknemers te helpen hun arbeidsmarktpositie te versterken en dat omvat meer dan enkel knelpuntopleidingen.
Ook de opleidingscheques en het Vlaams opleidingskrediet zullen worden beoordeeld op hun doelmatigheid. Opleidingsstimuli op hun doelmatigheid evalueren en hervormen, bleek in het verleden te vaak de voorbode van een veel lagere opname en slagkracht.
‘Werknemers dienen meer het heft in handen te nemen en bewust keuzes te maken over hun loopbaan’, stelt de beleidsnota. Dat is prima, maar niet iedereen heeft de kennis om die te maken in het doolhof van loopbaanmogelijkheden. De Vlaamse regering lijkt net ondersteuning af te bouwen die daarbij kan helpen. Zowel de opleidingsincentives op eigen initiatief, loopbaangerichte opleidingen, als loopbaancheques staan onder druk.
Dit terwijl de arbeidsmarktuitdagingen complexer worden en langere loopbanen en voortschrijdende competentie-veroudering ons dwingen om meer aan loopbaanreflectie te doen. Loopbaanplanning- en ondersteuning zou in elk geval een gedeelde verantwoordelijkheid moeten zijn van werknemers, werkgevers én de overheid, waarbij iedereen die er nood aan heeft, er beroep op kan doen.
Er is gelukkig wel aandacht voor ouderen en mensen die met ontslag bedreigd zijn, via bijvoorbeeld transitietrajecten. Het ACV vindt dat Doorstart daaraan moet meewerken zoals het VESOC-akkoord van 2022 voorschrijft. Een versterking daarvan is broodnodig en vermijdt dat alleen maar interimkantoren transitieprojecten in de markt zetten.
Werkbaar en inclusief werk
Eindelijk krijgt werkbaar werk meer aandacht. Logisch, want betere werkbaarheid bevordert duurzame loopbanen, vermindert langdurige ziekte en helpt om de arbeidskrapte aan te pakken. Het inzicht is er, maar concrete maatregelen blijven uit. Indicatoren zoals de werkbaarheidsgraad en de werk-privébalans zullen beter worden gemonitord, maar de bijkomende budgetten daarvoor zijn minimaal.
De toekomst van de werkbaarheidscheques is heel onzeker. Voorlopig blijft het bij beloftes over sociaal overleg om een doorbraak te realiseren. Zo krijgt de combinatie tussen werk en privéleven eveneens aandacht, maar vreemd genoeg wil de beleidsnota aanmoedigingspremies voor verlofstelsels selectiever en doelmatiger inzetten. Nochtans maken die loopbanen net werkbaarder. Dat ze wel kunnen behouden blijven bij bewezen impact op werkgelegenheid en productiviteit is dubbelzinnig en strookt niet met hun doel.
Een mooie ambitie is dat ‘elke onderneming in Vlaanderen een inclusieve en werkbare onderneming moet worden’. Maar het staat haaks op de voorgenomen afbouw van onder andere aanbodgerichte projecten en diversiteitsacties.
Een meer vraaggericht diversiteitsbeleid, zoals via de KMO-portefeuille, heeft al bewezen onvoldoende de ontvankelijkheid van de arbeidsmarkt voor kwetsbare doelgroepen te vergroten. Het bereikt niet altijd de ondernemingen met de grootste noden. Positief is wel de inzet op praktijktesten – helaas enkel met nadruk op sensibilisering – en om de inspectie voor discriminatie op de arbeidsmarkt te versterken.
Demirs visie op arbeidsmarktbeleid begint bij besparen
Het beleid van minister Demir lijkt voorlopig vooral gedreven door budgettaire overwegingen en een focus op kerntaken. De idee lijkt te leven dat de problemen waar veel werknemers mee kampen, zich in tijden van arbeidsmarktkrapte wel vanzelf zullen oplossen. Dat is onjuist.
In een krappe arbeidsmarkt is het essentieel om ons menselijk kapitaal optimaal in te zetten, werknemers te versterken en hen krachtige instrumenten te geven om initiatief te nemen over hun loopbanen. Ook dat verhoogt de productiviteit, en de overheid speelt een sleutelrol. Loopbaan- en competentie-ontwikkeling gaan hand in hand.
In een krappe arbeidsmarkt is het essentieel om ons menselijk kapitaal optimaal in te zetten, werknemers te versterken en hen krachtige instrumenten te geven om initiatief te nemen over hun loopbanen.
De combinatie van de portefeuilles Onderwijs en Werk, en de fusie van het beleidsdomein WSE met Economie, Wetenschap en Innovatie (EWI) naar WEWIS (Werk, Economie, Wetenschap, Innovatie en Sociale Economie) vanaf 1 januari 2024 biedt op papier kansen, zoals een betere aansluiting van onderwijs op de arbeidsmarkt en een geïntegreerd beleid voor levenslang leren.
Tegelijk contrasteren de besparingen binnen WSE met het groeipad in andere belendende beleidsdomeinen, niet in het minst bij EWI. Het EWI-budget steeg van 2,8 miljard euro in 2018 naar 5,1 miljard in 2023. Daarvan vloeit een miljard naar bedrijven.
Deze regeerperiode ziet binnen EWI opnieuw een groeipad voor bedrijfsgerichte uitgaven. Het overgrote deel van de honderden miljoenen voor Vlaamse bedrijfsgerichte steunmaatregelen zitten in één begrotingsartikel: het Hermesfonds, ofwel het Fonds voor Flankerend Economisch Beleid.
Transparantere en prestatiegerichte begroting moet de doelmatigheid van bedrijfsgerichte steunmaatregelen in dat fonds beter in kaart brengen. Daar zijn zeker nog besparingspistes of onderbenutte budgetten die veel minder pijn zullen doen. Voor het ACV is het cruciaal dat er evenwichten gevonden worden in besparingen die werkgevers en werknemers treffen.
Doordachte hervormingen kunnen gebeuren in samenwerking met sociale partners. Positief dus dat de beleidsnota toch enige ruimte biedt voor dialoog. Hopelijk kunnen we in een constructieve sfeer het regeerakkoord en de beleidsnota wat meer body én visie geven.
‘Toetsen met pottenkijkers en democratisch debat dus’, dat was de wijze raad van de deze zomer veel te vroeg overleden dossiervreter en wereldverbeteraar Patrick Martens. Collega Peter Van der Hallen gaf in zijn recente boek De arbeidsmarkt (be)grijpbaar maken dezelfde raad mee aan de minister van Werk: ‘Bouw voort op de VESOC-successen uit het verleden en blijf investeren in sociaal overleg.’