Tekening uit het Odisee-onderzoeksproject naar de situatie bij de Brusselse OCMW's.

Actie-onderzoek bij zowel rechthebbenden, als medewerkers van OCMW’s toont waar het misloopt bij de Brusselse bijstand. Territoriale versnippering, bureaucratische en onaangepaste structuren, en een gevoel van onzichtbaarheid maken de omslag naar een zorgzame beleidscultuur broodnodig.

Erik Claes, onderzoeker Odisee Hogeschool
Floor Michielsen, onderzoeker Odisee Hogeschool
Julia Clever, onderzoeker RITCS
Khalid Chatar, directeur CFS CARTACH
 19 november 2024

In de aanloop van de verkiezingen van 9 juni kwam N-VA met het voorstel om het leefloon nominaal te blokkeren, nadat die in de vorige legislatuur was opgetrokken met 12 procent boven de indexering. Daarnaast bepleit de partij een wettelijke uitkeringsnorm. Het leefloon, het laatste vangnet van onze sociale bescherming, mag niet sterker toenemen dan de stijging van de minimumlonen.

De achterliggende argumentatie past perfect in het plaatje van de actieve welvaartsstaat. Het verschil tussen een vervangingsinkomen en minimumlonen mag niet te klein zijn, want dan ontmoedig je de wil om te werken.

Bij de werkende bevolking leeft de angst dat een leefloon sociale overbescherming en afhankelijkheid in de hand werkt. Maar is die angst wel gegrond?

Dat discours steunt op drie wijdverspreide angsten. Dat werken onvoldoende zou lonen, en niet-werken wel. Dat de staat haar burgers zou over-beschermen en pamperen in plaats van ze te activeren. En dat de staatsuitgaven en schuldenlast ontsporen door uitkeringen toe kennen aan burgers die op de arbeidsmarkt thuishoren.

In wat volgt willen we ingaan op die angst voor sociale overbescherming en afhankelijkheid. Ze leeft klaarblijkelijk sterk bij de werkende bevolking. Maar is ze wel gegrond? Hebben uitkeringsgerechtigden het echt zo comfortabel dat ze in hun afhankelijkheid van hun OCMW’s willen blijven hangen?

In een lopend actieonderzoek met OCMW-gerechtigden ruilen we het perspectief van de werkende middenklasse in voor de leefwereld van Brusselaars met een leefloon. We brengen hun verhalen en ervaringskennis samen en verbinden die met de Brusselse grootstedelijke context, en confronteren hun leefwereld met die van maatschappelijk werkers.

Niet overbescherming en pampering moet ons zorgen baren, maar onderbescherming, en de onzekere en ongelijke erkenning van gelijke fundamentele, menselijke noden.

Broos

Sinds 2020 hebben we een dertigtal Brusselse OCMW-verhalen verzameld. Van rechthebbenden, maar ook van maatschappelijk assistenten en sociale professionals. Ze zijn kort, persoonlijk en combineren stem met tekeningen in een digitale clip. Ze geven telkens op een andere wijze aan hoe rechthebbenden hun afhankelijkheid van een OCMW beleven. De getuigenissen van maatschappelijke assistenten onthullen hoe het voelt om langs de andere kant van die machtsrelatie te staan.

Niet overbescherming, maar veeleer onderbescherming is de realiteit.

Een belangrijke draad is een doorleefd idee van een menswaardig bestaan. Rechthebbenden weten zich ondersteund door het OCMW als ze beschermd en gerespecteerd worden in minstens zes fundamentele noden of menselijke mogelijkheden: 1) een gevoel van veiligheid, 2) zorg kunnen dragen voor het eigen bestaan en dat van naasten, 3) het vermogen om zich het bestaan toe te eigen in spreken en handelen, 4) een plek hebben en innemen in de wereld, 5) kunnen stilstaan bij zichzelf, en 6) een zinvol perspectief in het leven kunnen zien.

Die mogelijkheden zijn broos, onder meer omdat ze onderling afhankelijk van elkaar zijn. Als je door ziekte, financiële moeilijkheden, of een traumatische relatiebreuk geen zorg meer kunt dragen voor jezelf of je naasten, leidt dat gemakkelijk tot isolement en het verlies van een plek in de wereld.

OCMW’s die deze broze menselijke mogelijkheden respecteren en beschermen, bieden burgers geen hangmat, maar een trampoline voor een autonoom en zinvol leven. Dat is een fatsoenlijke samenleving aan haar burgers verplicht.

Maar de Brusselse verhalen tonen veelvuldig aan dat er, alvast in Brussel, heel wat schort aan die bescherming en erkenning van menselijke waardigheid en van menselijke mogelijkheden. Er zitten heel wat mazen in ons laatste vangnet. Daardoor beleven rechthebbenden hun afhankelijkheid van het OCMW al te vaak als een bedreiging voor hun menswaardigheid, in plaats van als een bescherming ervan.

Niet overbescherming, maar veeleer onderbescherming is de realiteit.

Onzichtbaar

Onderbescherming verstaan sociaal werkers meestal in termen van non-take up. Bepaalde groepen in precaire situaties zijn onzichtbaar, blijven buiten de radar van de hulp- en dienstverlening, terwijl net zij er nood aan en recht op hebben. De verhalen van rechthebbenden en de getuigenissen van maatschappelijk werkers schetsen een complexer beeld. Niet alleen de onzichtbare stedelingen, maar ook burgers die de Brusselse OCMW’s wel aanspreken, beleven hun positie al te vaak als onzichtbaar.

De meest treffende ervaring van onzichtbaarheid vinden we in het verhaal van Adam. Die probeert tijdens de COVID-19-periode herhaaldelijk, tevergeefs, zijn maatschappelijk werker te contacteren. Het zou uiteindelijk vier jaar duren vooraleer het contact met het OCMW wordt hersteld.

afbeelding2'Sinds 2020 hebben we een dertigtal Brusselse OCMW-verhalen verzameld. Ze combineren stem met tekeningen in een digitale clip. In sommige scènes kijken maatschappelijk werkers hun cliënten niet aan, maar verbergen zich achter hun computer.'

Bij dat terugzien voelde Adam zich helemaal doorschijnend worden: zijn dossier was verdwenen en de aanvraagprocedure met bewijsstukken moest weer helemaal worden opgestart.

Onderbescherming heeft een relationeel karakter. Tegenover het precaire vermogen van de rechthebbende om zich aanwezig te voelen, staat het broze vermogen van OCMW’s en hun maatschappelijk werkers om aanwezig, bereikbaar en beschikbaar te zijn.

Die kwetsbaarheid uit zich in heel wat andere tekeningen. Scènes waarin maatschappelijk werkers hun cliënten niet aankijken, maar zich verbergen achter hun computer. Ze zijn aanwezig in het digitaal dossier, maar onzichtbaar bij de mens die voor hen zit. De onzichtbaarheid van rechthebbenden weerspiegelt zich in de onzichtbaarheid van hun professionals.

In een Brusselse, grootstedelijke context komt die falende bereikbaarheid niet zomaar uit de lucht vallen. Brussel is een duale stad. Het contrast tussen kansrijke groepen en een steeds grotere groep kansarmen neemt toe.

Het is het meest zichtbaar in de sikkel van kansarme gemeenten rond de Brusselse kanaalzone. Het zijn net die gemeenten waar het aantal OCMW-aanvragen explosief stijgt. Medewerkers kreunen er onder de hoge dossierlast. Collega’s vertrekken, gaan in burn-out, en anderen blijven met onderbestaffing over. Daarbij komt het fenomeen dat de OCMW’s uit de armste gemeenten, met de meest precaire financiering), net de grootste uitgaven hebben.

Onhoorbaar

De ervaring van onzichtbaarheid wordt versterkt door een ander doorleefd facet van onderbescherming: onhoorbaarheid. OCMW-scènes uit de verhalen – op het onthaal, tijdens het intake gesprek, tijdens het huisbezoek, voor de raadsleden – lijken wel dovemansgesprekken. Het eerste gesprek met hun maatschappelijk werker is dikwijls éénrichtingsverkeer. De ruimte ontbreekt om op verhaal te komen.

Een schrijnend voorbeeld is dat van studente Ada. Haar maatschappelijk werker weigerde herhaaldelijk haar aanvraag voor een leefloon ernstig te nemen

Ada spreekt

'Hier lig ik, op bed. De situatie is alarmerend. Nul euro op zak. En een bankrekening in negatief. Ik ben een student zonder onderdak, zonder eten. Geen geld om mijn treinabonnement naar school te betalen, geen geld voor mijn medicijnen. Ik ben een vrouw die het zich niet kan veroorloven om haar was te doen.'

'Een leraar helpt me. Een vriendin leent me haar sofa. En dan, drie maanden lang, weigert mijn maatschappelijk werker om mijn hulpvraag in te dienen. Hij is net een robot. Een kwaadwillige robot.'

Drie maanden lang weigert mijn maatschappelijk werker om mijn hulpvraag in te dienen. Hij is net een robot. Een kwaadwillige robot.

'Op een dag kom ik een jeugdvriendin tegen. "Je bent veel vermagerd", zegt ze. Gelukkig loopt ze stage bij een organisatie die rechthebbenden in moeilijkheden ondersteunt. Hun project heet BASkuul. Zij willen de machtsverhoudingen tussen OCMW’s en rechthebbenden doen kantelen.'

'Daar luisteren twee vrouwen naar me. Christelle biedt me een maaltijd aan. Mariam geeft me een stuk brood. Ik schaam me. Ze zijn er voor mij, op een moment dat er niets meer overblijft van mijn waardigheid.'

'Een brief van hun juriste aan de voorzitter van het OCMW redt me. De robot moet nu gehoorzamen. Na vier maanden van extreme bestaansonzekerheid, ontvang ik mijn leefloon.'

'Maar hier lig ik weer, op bed. Materieel gered. Maar mentaal verdronken. Ik maakte plannen om mijn leven te beëindigen op 31 augustus. Maar op die einddatum vond ik bij mirakel een appartement.'

Respect en menselijke waardigheid hangen af van het vermogen van maatschappelijk werkers om zich door het lijden van rechthebbenden te laten raken. Wat maakt maatschappelijk werkers zo kwetsbaar in hun vermogen geraakt te worden?

Uit de gecapteerde OCMW-ervaringen komen twee plausibele scenario’s naar voor. Het eerste scenario is onvoldoende vertrouwdheid met de leefwereld van de cliënten, en met de impact van materiële onzekerheid op menselijke waardigheid. Die missing link tussen de leefwereld van professionals en van mensen in kwetsbaarheid verstoort het vermogen geraakt te worden. Het tweede scenario wijst in de richting van professionele uitputting en burn-out.

Dat vertelt OCMW-medewerker Nathalie: 'In ons OCMW-café kunnen mensen zich verwarmen aan een kop koffie, of een tas thee in de winter. Een man van een jaar of zestig heeft recht op een werkloosheidsuitkering, maar overleeft al maanden op straat. Hij is rustig en draagt lichte kleren, terwijl het buiten barkoud is. Ik zie een grote, open wonde aan zijn been. Hij zegt dat hij pijn heeft.'

'Op een dag komt hij naar mij. "Het is te zwaar, mevrouw", zegt hij. "Ik tuimel in een depressie. Ik zie mijn kleinkinderen niet meer. Mijn dochter ziet enorm af." Tranen biggelen over zijn wangen. "Kunt u mij helpen voor opname in de psychiatrie?" Hij zegt dat hij geen alcoholverslaving heeft, maar verzorging behoeft om op krachten te komen. We maken samen een telefonische afspraak voor pré-opname in het hospitaal. De wachttijd is anderhalve maand.'

'Daarna telefoneer ik naar de maatschappelijk assistent van de man. "Waar slaapt hij?" vraagt ze keer op keer. Haar vraag put me uit. Ik leg de bal in haar kamp, ze moet het hem maar zelf vragen bij een afspraak "In een kerk", vertelt een collega. "Het is zwaar om de deur te moeten dichtdoen. Mensen buiten te duwen, in de koude, in de nacht." Ik capteer de boodschap, maar de mentale uitputting snijdt me af van het lijden. Kort daarna val ik ziek.'

Niet alleen dossierlast, maar ook verbrokkeling van een gedeeld professioneel engagement binnen en tussen Brusselse OCMW’s veroorzaakt mentale uitputting en gevoelloosheid voor het lot van burgers.

Onzeker

Nog een facet van onderbescherming is de rechtsonzekerheid. Dora is cultureel medewerkster van een Brussels OCMW en doet daarnaast nog geregeld het onthaal. Wat haar opvalt, is dat vele stedelingen onwetend en onzeker zijn omtrent hun bijstandsrechten en hoe je ze moet krijgen.

‘De meeste mensen kloppen aan zonder echt hun rechten te kennen’, zegt ze. ‘Telkens keerde het zelfde zinnetje terug: “Men zei ons dat …” Ze zijn vermoeid en voelen zich verloren. Sociale professionals kunnen hen dan gemakkelijk van de ene dienst naar de andere te sturen, in een ping-pong spel.’

Wat maakt dat OCMW’s en hun maatschappelijk werkers al te vaak tekortschieten in hun actieve bijdrage aan de rechtsbescherming van hun cliënten?

De Franstalige tegenhanger van de mensenrechtenliga, La Ligue des droits humains, deelt die vaststelling. In hun aanbevelingen over het recht op maatschappelijke integratie staan ze stil bij de onzekerheid over de inhoud van de rechten, over de procedure en na te komen voorwaarden, over of de aanvraagprocedure wel opgestart is, over de motivering van de beslissing, over de manier waarop OCMW’s wetgeving interpreteren en hun discretionaire bevoegdheden aanwenden, over onzekerheid over de duur, het behoud en de overdraagbaarheid van rechten, en tot slot over de rechtswaarborgen die gerechtigden hebben om voor hun rechten op te komen.

Wat maakt dat OCMW’s en hun maatschappelijk werkers al te vaak tekortschieten in hun actieve bijdrage aan de rechtsbescherming van hun cliënten? Wat maakt dat ze al te vaak de wet niet respecteren, vergeten te informeren omtrent rechtswaarborgen, zoals het hoorrecht, of recht op beroep bij de arbeidsrechtbank?

In een Brusselse, grootstedelijke context is de overload van dossiers zeker een contextuele factor. Maar dat is wellicht niet de enige verklaring. De OCMW-cultuur zelf, en het daarin besloten governance-model wegen eveneens door. Ze staan bekend als bureaucratisch, hiërarchisch, gesloten en weinig transparant in hun dagelijks beleid.

Verzwakt rechtsbewustzijn

Een andere, daaraan gekoppelde verklaring kan een verzwakt rechtsbewustzijn bij maatschappelijk assistenten zijn. Als in een soort spiegelbeeld ten aanzien van hun cliënten zijn zij zelf vaak onzeker en onwetend over het wetgevend kader en over de rechtsbeschermingsmechanismen die gerechtigden tegenstem en tegenmacht geven tegen de beslissingen van OCMW’s.

Het verlies van eigenaarschap en autonomie bij kansarme Brusselaars dreigt zich te herhalen binnen de muren van het OCMW. Ook daar dreigen ze gevangen te geraken in onzekerheid. Dan valt het pijnlijke inzicht waartoe de rechthebbenden in ons actieonderzoek gezamenlijk kwamen: verlies van menselijke mogelijkheden en waardigheid zet zich verder in een bestuurlijk orgaan dat als (grond)wettelijke missie heeft een menswaardig bestaan mogelijk te maken.

Om zekerheid voor hulpbehoevenden te creëren, schendt maatschappelijk werker Dora paradoxaal genoeg de wet. Haar werk wordt clandestien.

Dora brengt ons nog op een ander spoor in de Brusselse context. In haar verhaal denkt ze in de eerste plaats aan daklozen, die op geregelde tijdstippen aankloppen bij het OCMW. ‘Ze hadden vaak zakken bij en kwamen met een vraag: “Ik leef op straat en ik wil iemand zien.” Of: “Ik heb gehoord dat ik recht heb op steun.”’

'De wet zegt dat je de nacht moeten doorbrengen op het territorium van de gemeente om een aanvraag te doen bij het OCMW van diezelfde gemeente. Daklozen weten dat niet altijd. Geregeld kwamen er mensen die sliepen op het grondgebied van een naburige gemeente. Soms zorgde dat voor een welles-nietesspel.'

'Om hen een maatschappelijk assistent te kunnen laten zien, suggereerde ik ‘andere’ slaapplaatsen dan waar zij vertelden geslapen te hebben. “Sliep je niet bij het park, of bij de nabijgelegen kerk?” Uiteindelijk verstonden ze het. “Ah ja, da’s waar, inderdaad.” Het was één van de manieren om te beletten dat mensen heen en weer werden gestuurd. Dat was een van de vele situaties die vroegen om een aangepaste ‘strategie’.'

Fluïde armoede

Uit haar getuigenis blijkt wel een uitgesproken rechtsbewustzijn. Dora vindt het onrechtvaardig dat burgers onzeker en onwetend blijven over welk Brussels OCMW bevoegd is voor hun hulp- en dienstverlening. Om zekerheid te creëren en de rechten van cliënten te waarborgen, schendt ze paradoxaal genoeg de wet. Haar maatschappelijk werk wordt clandestien.

Dat heeft veel te maken met nog een andere, specifiek Brusselse, oorzaak van rechtsonzekerheid. Armoede is in de grootstad fluïde. Als aantrekkingspool is de stad voortdurend onderhevig aan interne migratie. In hun zoektocht naar betere leefomstandigheden, of opgejaagd door een steeds duurder wordende woonmarkt, verhuizen mensen gemakkelijk van de ene kant van de stad naar de andere.

Daklozen steken in hun zoektocht naar een overnachtingsplek onbewust territoriale grenzen over. Die realiteit staat haaks op een verkokerde territoriale opdeling van de OCMW-bevoegdheden over negentien gemeenten. Territoriale verbrokkeling versterkt de rechtsonzekerheid van kansarme Brusselaars.

In de clandestiene knipoog van Dora ligt nochtans een eenvoudige oplossing besloten. Waar je je ook bevindt in het Brussel Hoofdstedelijk Gewest, zou je bij elk OCMW van elke Brusselse gemeente terecht moeten kunnen. Je bijstandsrechten zijn als een tent in je rugzak, draagbaar en overdraagbaar.

De vele facetten van onderbescherming die in ons actieonderzoek aan het licht kwamen wijzen erop dat de afhankelijkheid van bijstand geen fun ride of hangmat is. Een herwaardering van en herinvestering in de Brusselse OCMW’s is bittere noodzaak. Exploderende, fluïde armoede in Brussel vraagt om herfinanciering, territoriale cohesie, ondersteuning van maatschappelijk werkers, en vooral om een omslag naar een open, zorgzame beleidscultuur.

Abonnement De Gids

Neem een abonnement op De Gids!

Aanbevolen

Hoogste inkomens betalen minder belastingen

Baanbrekend onderzoek van de KU Leuven toont voor het eerst aan dat de inkomensongelijkheid in België groter is dan tot nu toe geschat. Uit het...
   29 november 2024

‘Miljard euro gaat niet naar wie er nood aan heeft’

Het belang van pensioenen en uitkeringen die de stijgende welvaart volgen mag niet onderschat worden voor wie er van moet leven. De sociale partners...
   18 november 2024

Geef jij dit jaar iets aan de Sint?

Niet alle kinderen krijgen speelgoed of snoepgoed van de Sint. Niet omdat ze het niet verdienen, maar omdat ouders in armoede er niet altijd de...
 West-Vlaanderen  08 november 2024

‘Laat politici eens 6 maanden leven met wat wij hebben’

Liliane en Felix leven samen van Lilianes ziekte-uitkering, zo’n 2000 euro. Dagelijks is dat een hele uitdaging.
   16 oktober 2024