Ondanks de nasleep van de coronacrisis, de oorlog in Oekraïne en de torenhoge inflatie blijven Belgische ondernemingen hun hoogste winstmarges ooit noteren. Dat leren de recentste cijfers van de Nationale Bank. De bruto winstmarge die ze overhouden na het betalen van inkopen en werknemers steeg van onder de veertig procent in 2015 naar 45,8 procent in het derde kwart van 2021, tot ruim 47 procent in het eerste kwartaal van 2022. Het hoogste peil sinds tenminste 1999. Opvallend: dat ligt veel hoger dan in onze buurlanden.
‘Een jaar geleden hebben Belgische bedrijven voor het eerst de magische grens doorbroken van 30 miljard euro bruto winst per kwartaal’, zegt ACV-voorzitter Marc Leemans. ‘Dat steeg sindsdien kwartaal na kwartaal tot zelfs meer dan 35 miljard euro winst. Iedereen dacht dat de covid-periode tot een economische terugval zou leiden, maar de recordwinsten die bedrijven daarvoor al boekten, worden nu nog scherper gesteld.’
Die winst hoeft op zich geen slecht nieuws te zijn. ‘Maar wel als dat ten koste van werknemers gebeurt’, stipt Leemans aan. De extreme winsten vloeien immers maar matig door naar de lonen van werknemers. Hoewel het zogeheten kapitaalaandeel – het deel van de gecreëerde meerwaarde dat naar kapitaalsinvesteringen en dividenden gaat – sinds de jaren negentig toenam van rond de 35 naar 47 procent in 2022, daalde het arbeidsaandeel – voor lonen en sociale zekerheidsbijdragen – in dezelfde periode bijna omgekeerd evenredig: van meer dan 65 naar 57 procent.
Kattenvoer
De verklaring voor die wereldwijde enorme winsten ligt volgens econoom Jan Eeckhout, hoogleraar aan de universiteit van Barcelona, bij de schaalvoordelen van grote bedrijven in een hoogtechnologische economie. In zijn recente boek De winstparadox legt hij uit hoe een kleine club megabedrijven hun marktmacht aanwendt om concurrentie uit te schakelen en zo de prijzen voor hun producten kunstmatig opdrijft. Dat geldt niet alleen voor pakweg Amazon en Apple in digitale sectoren, ook de markt voor kattenvoer is bijvoorbeeld voor 75 procent in handen van één bedrijf.
Dat sorteert een effect op de lonen. Wie hogere prijzen kan vragen, moet minder produceren voor dezelfde winst, en minder productie betekent dat er minder werknemers nodig zijn. Die lagere arbeidsvraag werkt lagere lonen in de hand. ‘Sinds de jaren ’80 is de productiviteit toegenomen’, vertelt Eeckhout, ‘maar in verhouding daartoe zijn de lonen gedaald. De groei van de lonen ligt lager dan de groei van de productiviteit. Dat is niet zo bij de absolute toplonen, maar voor 85 à 90 procent van de lonen is er een stagnatie.’
In termen van koopkracht verdienen we gemiddeld dus ongeveer evenveel, maar we produceren veel meer. Het gevolg: grotere bedrijfswinsten.
Voedselbank
Toch zijn er ook specifiek Belgische oorzaken die dat globale fenomeen versterken. ‘In België is er door de loonnormwet een systeem van sterke loonmatiging’, aldus Marc Leemans. Die wet uit 1996 koppelt de evolutie van de lonen in België aan die in de buurlanden, en dwingt de loononderhandelingen volgens de vakbondsvoorzitter in een strak korset. Tijdens de vorige onderhandelingsronde in 2021 was de uitkomst dat de Belgische lonen slechts 0,4 procent mochten stijgen. ‘De wet verbiedt ons om de lonen te verhogen, maar er bestaat geen wet die de uitkering van dividenden matigt’, concludeert Leemans.
Voor Jan Eeckhout hebben bedrijven in de eerste plaats meer concurrentie nodig. Dalende prijzen en een grotere productie moeten de lonen opnieuw opkrikken. ‘Maatregelen die monopolie- en kartelvorming tegengaan vergen politieke wil’, zegt hij, maar net daar ligt het probleem: ‘Marktmacht zorgt voor politieke invloed, en die invloed gebruiken bedrijven om voor een beleid te lobbyen dat hun marktmacht versterkt of toch zeker niet ondermijnt. En zo winnen ze dan weer aan invloed, een vicieuze cirkel.’
Die politieke invloed vond ook een weg naar de loonnormwet. In 2016 voerde de regering Michel een sterke verstrenging van de wet door. Zo verbiedt de wet onder meer om bij de vergelijking met de buurlanden rekening te houden met miljarden aan loonsubsidies voor Belgische bedrijven of met de hogere productiviteit van Belgische werknemers. Daardoor worden de Belgische lonen systematisch hoger ingeschat dan ze werkelijk zijn in vergelijking met de buurlanen, wat voor een minimale loonmarge zorgt. Voor Marc Leemans is de loonnormwet dan ook toe aan een grondige make-over.
‘Tegenover de winstrecords van bedrijven staan toenemende armoedecijfers’, besluit hij. ‘Nooit klopten meer mensen aan bij de voedselbanken. Dan weet je dat het fout zit.’