Het goede nieuws eerst: volgens de analyse van de FOD Sociale Zekerheid zijn de meeste minima er de laatste jaren op vooruitgegaan, ten opzichte van de Europese armoedegrens. Dat komt door het samenspel van de automatische aanpassing aan de index en extra inspanningen van de overheid. Er is de tweejaarlijkse enveloppe voor de welvaartsvastheid van de uitkeringen, maar daarbovenop kwam de nieuwe regering ook met een meerjarenplan om de minima in vier stappen verder te verhogen.
‘Ondanks deze aanzienlijke verbetering blijven de meeste minimumuitkeringen onvoldoende hoog om de gerechtigden te beschermen tegen inkomensarmoede’, staat te lezen in de analyse van de FOD. Die passage wenst ook Chris Serroyen van de ACV-studiedienst te ondertekenen. ‘We zien dat de voorbije jaren stappen gezet zijn om de minima op te trekken. Dat is een bijzonder positieve zaak en is de vrucht van hard gezamenlijk werk van vakbonden, ziekenfondsen en armoedeorganisaties, maar wanneer je ziet dat heel wat uitkeringsgerechtigden ook vandaag nog ver onder de minimumgrens zitten, dan zijn er toch dringend extra inspanningen nodig. Overigens zitten ook de bijstandsuitkeringen nog ver onder de armoedegrens.’ Zo stelt de FOD Sociale Zekerheid vast dat het leefloon voor een alleenstaande 27 procent onder de armoedegrens zit. Hetzelfde geldt voor personen met handicap met inkomensvervangende tegemoetkoming.
Bijkomende budgetten nodig
Voor het minimumpensioen voor een alleenstaande stelt de FOD Sociale Zekerheid vast dat het tien procent boven de Europese armoedenorm zit, voor wie een loopbaan van 45 jaar heeft. Maar ondanks de vooruitgang blijven de meeste andere minima onder de Europese armoedegrens steken. De schrijnendste situatie doet zich voor bij koppels die van één uitkering moeten rondkomen en voor alleenstaande ouders. Volgens de FOD moeten alleenstaande ouders met twee kinderen rondkomen met een werkloosheidsuitkering die 14 procent onder de armoedegrens zit. Een koppel met een werkloos gezinshoofd heeft zelfs 31 procent te weinig.
‘Voor de welvaartsvastheid, die we als vakbond tweejaarlijks moeten onderhandelen met de werkgevers, bewaken we altijd dat de minimumuitkeringen die het verst afstaan van de armoedegrens voorrang krijgen. Dat is deze keer niet anders. Maar het beschikbare budget is ruim onvoldoende om die kloof te dichten en dus zullen er bovenop de welvaartsvastheid budgetten moeten worden vrijgemaakt’, kadert Chris Serroyen. ‘Het probleem is dat de politiek nog altijd te krenterig is als het gaat om werklozen. Gevolg is dat nu zelfs een deel van de werklozen beter af zou zijn bij het OCMW, omdat het leefloon hoger ligt dan sommige minima bij de werkloosheid.’
Lijn doortrekken
Een werknemer die terugvalt op een ziekte-uitkering had tot voor kort de eerste zes maanden van zijn ziekte geen recht op een gewaarborgd minimum. ‘De regering is op onze vraag ingegaan om dat recht te zetten, maar nu blijft nog het probleem dat de eerste drie maanden ook aan personen met gezinslast alleen het platte minimum voor alleenstaanden zou uitbetaald worden, zonder verhogingen. Daar moet ook nog aan gesleuteld worden’, klinkt het bij Chris Serroyen.
De manier om de sociale uitkeringen bovenop de index te verhogen, is dus de zogenaamde welvaartsenveloppe. Maar omdat de werkgevers weigerden tijdig de onderhandelingen te starten heeft de regering nu zelf de knoop doorgehakt en worden dezelfde structurele verhogingen verdergezet, zoals die tijdens de vorige onderhandelingsronde zijn afgeklopt. ‘Op zich is dat zeker verdedigbaar, omdat we daarmee ook de lijn doortrekken om de minima die verst af staan van de armoedegrens op te trekken, al blijft het budget ruim onvoldoende om veel meer personen zonder werk uit de armoede te houden. Daarom roept het ACV op om voor de achterblijvers een extra inspanning te doen, zodat op termijn alle uitkeringen boven de armoedegrens zitten.’