Vanaf 1 januari 2026 zullen steden en gemeenten instaan voor buitenschoolse opvang. Ze nemen dan de rol van organisator én van subsidiegever over van het Agentschap Opgroeien van de Vlaamse overheid.
De bedoeling van het nieuwe BOA-decreet is dat kinderen aansluitend op de schooluren kunnen kiezen voor hobby’s, huiswerkbegeleiding of talentontwikkeling op hun maat. De Vlaamse regering mikt daarbij op een sterke samenwerking met lokale sportclubs, speelpleinwerking, muziekscholen of andere plaatselijke organisaties. Tegelijkertijd moet het aanbod toegankelijk en betaalbaar blijven.
Onzekerheid voor ouders en personeel
Maar er zijn nog veel vragen. Los van de praktische kant is het immers nog onduidelijk hoeveel geld een lokaal bestuur effectief zal krijgen van Vlaanderen voor die organisatie van buitenschoolse opvang en hoe de lokale besturen dat dan gaan verdelen.
Dat creëert grote onzekerheid bij initiatieven die al decennialang instaan voor buitenschoolse kinderopvang, zoals ’t Alvermanneke in Zonhoven. ‘Wij bieden al 30 jaar flexibele buitenschoolse kinderopvang aan voor zo’n 600 gezinnen’, vertelt directeur Gunther Vanbaelen. Kinderen kunnen er hun huiswerk maken in een rustige ruimte, of zich uitleven in sport-, crea- of kookateliers. ‘Zullen we onze werking met het huidige ervaren personeel kunnen voortzetten? Onduidelijkheid over de financiering geeft onzekerheid voor personeel en voor ouders. Een kwalitatief basisaanbod aan opvang moet gegarandeerd blijven, zodat ouders werk en gezin vlot kunnen combineren.’
Onderwijs niet betrokken
Lagere scholen maken zich zorgen dat de opvang voornamelijk door de scholen zelf zal moeten gebeuren. Zo ook enkele directeuren van Scholengemeenschap De Zevensprong in Hasselt. ‘Wij organiseren nu al zelf buitenschoolse opvang en activiteiten met eigen middelen, ten koste van ons onderwijsbudget. Het is een gemiste kans dat onderwijs tot nu toe niet betrokken was om het BOA-decreet samen uit te rollen. De scholen spelen nochtans een belangrijke rol, zeker wanneer zij zelf buitenschoolse opvang moeten organiseren met vrijwilligers of personeel en hun gebouwen hiervoor moeten openstellen.’
40 procent minder geld
Hoewel Limburg al lange tijd een schoolvoorbeeld is voor kwalitatieve buitenschoolse kinderopvang, zal het net de meeste middelen verliezen. Met het nieuwe BOA-decreet wil de Vlaamse overheid immers een gelijk speelveld creëren. Vanaf 2026 krijgt elk lokaal bestuur een subsidie van de Vlaamse overheid om het aanbod van buitenschoolse opvang en activiteiten te financieren.
'Wij maakten van kinderopvang een prioriteit tijdens de onderhandelingen van het Vlaams regeerakkoord. We weten echter niet wat het compensatiebedrag zal zijn voor steden en gemeenten die door de nieuwe financieringsmethode veel van hun middelen kwijtspelen.'
Toon Vandeurzen, Vlaams parlementslid (CD&V)
‘Lokale besturen die in het verleden een beroep deden op subsidies voor de uitbouw van lokale kinderopvang, verliezen door de nieuwe financieringsmethode vaak meer dan 40 procent van hun middelen’, zegt Vlaams parlementslid Toon Vandeurzen (CD&V). ‘Voor de besturen die nu al eigen middelen in die kinderopvang investeerden, zal deze nieuwe financieringsmethode meevallen. Wij maakten van kinderopvang een prioriteit tijdens de onderhandelingen van het Vlaams regeerakkoord. Zo kon 80 miljoen euro aan extra middelen gereserveerd worden voor het BOA-decreet, bovenop de 120 miljoen die al begroot was.’
‘We weten echter niet wat het compensatiebedrag zal zijn voor steden en gemeenten die door de nieuwe financieringsmethode veel van hun middelen kwijtspelen. We weten ook nog niet welke financiële tegemoetkoming Vlaanderen zal geven wanneer men bijkomend inzet op meer toegankelijkheid voor kwetsbare groepen. Door de onduidelijkheid over de verdeling van de financiële middelen lijkt het onrealistisch om op 1 januari 2026 het decreet overal van start te laten gaan.’
Tekst: Nele Driesen, Carien Neven