Het Katholiek Onderwijs Vlaanderen trekt aan de alarmbel over het personeelstekort in basisscholen. Niet alleen leerkrachten zijn moeilijk te vinden, maar ook de nood aan ondersteunende handen geraakt nauwelijks ingevuld. Die moeten onder meer de voor- of naschoolse opvang voor leerlingen verzorgen, toezicht houden tijdens de middagpauzes, of slaapklasjes overzien. Vaak valt die taak nu op welwillende vrijwilligers, zoals ouders of grootouders.
Een bevraging van de koepelorganisatie bij meer dan vijfhonderd scholen toont aan dat zo goed als elke school zelf in middagopvang voorziet en bijna de helft van de scholen ook in voor- en naschoolse opvang.
‘Toch is dat decretaal niet de taak van de scholen’, vertelt Paul Willekens van de Christelijke Onderwijscentrale (COC). ‘Hun onderwijstaken zijn onderscheiden van de kinderopvang, en vergen andere competenties. Ik heb de tijd nog gekend dat de meeste scholen gewoon geen opvang hadden. Historisch is dat zo gegroeid, maar eigenlijk is dat nooit geregeld.’
Andere tijden, nieuwe noden
Bij meer dan de helft van de katholieke basisscholen gaat daardoor geld dat in principe bestemd is voor onderwijstaken naar de organisatie van de opvang. Absoluut uit den boze, vindt Eva Tiquet van het Christelijk Onderwijzersverbond (COV).
‘De tijden zijn veranderd’, zegt ze. ‘Om het met een boutade te zeggen: vrouwen die thuisblijven om de kinderen op te vangen zijn niet meer de realiteit van de dag, maar als de samenleving wil dat het onderwijs ook in die opvang voorziet, zal ze daarvoor middelen moeten vrijmaken. De noden in het basisonderwijs zijn hoog, maar de middelen moeten niet komen van de pot die broodnodig is om de onderwijstaken te vervullen.’
Ook topman van het Katholiek Onderwijs Vlaanderen Lieven Boeve ziet dat scholen tegemoet willen komen aan de opvangverzuchtingen van ouders, ‘maar daarvoor moeten ze te vaak middelen van hun onderwijstaak weghalen. Ten koste van de kwaliteit van het onderwijs.’
Wijkwerkers
Om het gebrek aan opvangpersoneel op te vangen werken sommige scholen samen met ‘wijkwerkers’, werkzoekenden en leefloongerechtigden met de bedoeling om door te stromen naar de reguliere arbeidsmarkt. Boven op hun uitkering krijgen ze een vergoeding van 4,30 euro per uur, maar ze mogen de taken maximaal één jaar uitvoeren om niet te concurreren met regulier personeel en nieuwe instromers een kans te geven.
Karim Dibas van de ACV-werkzoekendenwerking ziet dat de in principe beperkte lijst activiteiten die wijkwerkers mogen opnemen geleidelijk uitbreidt. ‘Scholen ontbreken de middelen voor opvangtaken’, zegt hij, ‘dus moeten ze goedkopere werklozen inzetten. Als het van de scholen afhangt doen wijkwerkers nog meer, ook administratief werk bijvoorbeeld. Maar we moeten opletten dat ze daarmee geen regulier personeel verdringen. Het potentieel bij de wijkwerkers is er vaak. Als je wijkwerkers wil aanwerven, leid ze op en geef ze dan een contract.’
Algemeen secretaris van het COV Marianne Coopman sluit zich daarbij aan: ‘Net als vrijwilligers zijn wijkwerkers welkom in het onderwijs, alle helpende handen zijn nodig, maar wat we echt nodig hebben is een structurele oplossing voor alle opdrachten die we van het onderwijs verwachten, inclusief de opvangtaken.’
Lat
Dat zet het pleidooi voor bijkomende middelen kracht bij. Lieve Boeve pleit voor een structurele financiering voor ondersteunende taken, maar wil ook de mogelijkheid openlaten om het opvangpersoneel in de klas te laten inspringen. Dat zou betere werkvoorwaarden opleveren en een interessanter uurrooster zonder de huidige versnippering van enkele werkuren voor en na schooltijd en een heleboel ‘lege uren’ daartussen.
Daar is Marianne Coopman het niet mee eens. ‘Het is heel belangrijk om altijd kwalitatief en pedagogisch geschoold personeel in te zetten voor onderwijsopdrachten. Kinderverzorgers en onderwijzers zijn even waardevol, maar hebben andere competenties. Het mag zeker niet de bedoeling zijn om de lat van het onderwijs lager te leggen.’
‘We mogen het aantal versnipperde jobs niet laten toenemen’, gaat ze verder. ‘Elke baan, ook een opvangtaak, moet goed geregeld zijn, in een degelijk statuut en met goede arbeidsvoorwaarden. De bedoeling moet zijn om kinderverzorgers structureel in te zetten voor opvangtaken, bij voorkeur in een werknemersstatuut.’
Paul Willekens wijst erop dat de meest recent afgesloten cao in de sector al een werkgroep in het leven riep waarin de beleidsdepartementen onderwijs en welzijn samen met de sociale partners en lokale besturen aan een oplossing voor de buitenschoolse opvang moeten werken. Een verbetering van de loon- en arbeidsvoorwaarden voor het personeel dat die taken op zich neemt, staat daar uitdrukkelijk op de agenda. ‘Het is alleen hoog tijd dat men van die afspraak werk maakt en de werkgroep effectief samenroept’, besluit hij.