Vlaams minister van Wonen Matthias Diependaele (N-VA) heeft voor dit jaar een budget van 1.846 miljoen euro om te investeren in sociale huisvesting. Nu blijkt dat de eerste drie maanden van dit jaar nog maar 153 miljoen – zo’n 8,3 procent – werd uitgegeven. Aan dit tempo zal eind december 1,2 miljard euro verloren gaan. Ook de vorige twee jaar werd niet het volledige budget besteed.
Burenprotest
‘Er zijn verschillende redenen waarom het beschikbare geld niet wordt uitgegeven’, begin Carien Neven, voorzitter van de Vereniging van Vlaamse Huisvestingsmaatschappijen. ‘Het laatste jaar steken de sociale huisvestingsmaatschappijen vooral veel tijd in de verplichte fusies en omvorming tot nieuwe woonmaatschappijen.’
‘Daarnaast is het zo dat de procedures om een nieuw woonproject te realiseren veel tijd in beslag nemen’, zegt Neven. ‘Het is moeilijk om geschikte en betaalbare gronden te vinden. Ten slotte merken we de laatste jaren ook dat er steeds meer protesten van buren zijn, wanneer een nieuw sociaal woonproject wordt aangekondigd.’
Leegstaande gebouwen
‘De minister heeft een brief gestuurd naar alle Vlaamse gemeentebesturen met de vraag om beschikbare gronden ter beschikking te stellen voor ‘geconventioneerd wonen’. Dat zijn bouwprojecten in samenwerking met private projectontwikkelaars, bedoeld voor mensen die net boven de maxima vallen om in aanmerking te komen voor een sociale woning. De respons op die brief was teleurstellend mager.’
‘Wij roepen gemeenten, provincies en de Vlaamse overheid op om na te denken of ze geen leegstaande gebouwen hebben die ze kunnen te koop aanbieden aan de woonmaatschappijen, zodat ze er sociale woningen van kunnen maken. Daar zitten nog veel kansen.’
180.000 wachtenden
Momenteel staan zo’n 180.000 mensen op de wachtlijst voor een sociale woning. Er is dus nog werk aan de winkel om de achterstand in te halen. ‘Dat aantal staat in contrast met alle heisa die er onlangs was over de sociale huurders die werden betrapt voor domiciliefraude. Dat gaat om 206 mensen in twee jaar tijd, of amper 0,07 procent. Maar toch blijkt die bijzonder kleine groep een grotere prioriteit dan de lange wachtlijsten’, besluit Neven.