België heet bol te staan van beschermingsregels tegen ontslag. ‘Naast de opzegtermijnen en -vergoeding is er onder meer ook een bescherming tegen discriminatie, tegen ontslag gelinkt aan het gebruikmaken van thematische verloven en wegens het maken van opmerkingen in het kader van de procedure voor het arbeidsreglement’, waarschuwden verschillende HR-professionals onlangs nog in De Tijd voor ‘een wildgroei aan ontslagbeschermingen’. Maar klopt dat beeld van een ongebreidelde ontslagbescherming wel?
De laatste OESO-cijfers (2019) over hoe sterk werknemers beschermd worden tegen ontslag plaatsen België pal op het OESO-gemiddelde. ‘België heeft een relatief soepel systeem als het gaat over individuele ontslagen’, legt specialist arbeidsrecht Piet Van den Bergh uit. ‘Bij ons kan een werkgever iemand met een contract van onbepaalde duur eigenlijk op elk moment ontslaan. In Nederland moet je een individueel ontslag eerst met een geldige reden laten toetsen bij een rechter of administratieve overheid zoals de RVA.’
Anders is het in geval van collectief ontslag, daar scoort de Belgische bescherming het hoogst van alle OESO-landen. Sinds de sluiting van Renault-Vilvoorde in 1997 moeten werkgevers onderhandelen met de vakbonden over het ontslagpakket en eventuele alternatieven. ‘Zo wordt een eenzijdige beslissing met een gigantische maatschappelijke impact naar het sociaal overleg gebracht.’
‘Door de bank genomen heeft het ontslagrecht een relatief goed evenwicht bereikt in België’, besluit Van den Bergh, al is er hier en daar nog werk aan de winkel. ‘Het is ongelukkig dat werkgevers een ontslag binnen de zes maanden niet moeten motiveren. Net startende werknemers verdienen een uitleg om zichzelf te verbeteren als het niet lukt. Maar een te streng ontslagrecht heeft ook perverse effecten. Het verhoogt de drempel om contracten van onbepaalde duur te geven, en creëert een arbeidsmarkt van uitersten met een sterke scheiding tussen goed beschermde vaste en precaire tijdelijke contracten.’