België, het land met de kleinste loonkloof van alle OESO-landen, het lijkt goed nieuws op het eerste gezicht. Marte Billen van ACV Gender is alvast blij met die cijfers, maar ze waarschuwt tegelijk voor een misplaatste hoerastemming. ‘Het gaat hier slechts om cijfers van voltijdse werknemers. Maar we zien daarin bijvoorbeeld wel dat in Wallonië vrouwen voor het eerst gemiddeld meer verdienen dan mannen. Dat is bijna ongezien. Dus hoewel de reële loonkloof op dat gebied steeds kleiner wordt en gelukkig bijna verdwenen is, zitten we wel elders nog met een heel ander probleem.’
Check out the #GenderPayGap in your country 👇 & learn more about how governments, civil society & the private sector can join forces for #GenderEquality.
— OECD Social (@OECD_Social) May 9, 2023
➡️ https://t.co/WTFaAPzAqs | #OECDGender pic.twitter.com/aMqxlSsusQ
Dat probleem is volgens Billen de nog steeds zeer ongelijke verdeling tussen voltijdse en deeltijds werkenden. Volgens cijfers werkt 42,5 procent van de vrouwelijke werknemers deeltijds, tegenover 11,8 procent van hun mannelijke collega’s. ‘Vrouwen werken vaker in precaire omstandigheden, zware jobs en vaker deeltijds dan mannen. Zij moeten nog steeds vaker hun baan combineren met zorg voor ouderen of kinderen en werken ook vaak in beroepen waar bijna geen voltijdse contracten gegeven worden, denk maar aan de schoonmaaksector. Vaak zijn hun banen ook zo zwaar en belastend dat zij die niet voltijds zouden kunnen uitoefenen. Dat draagt er allemaal toe bij dat vrouwen op het einde van de rit de rekening daarvoor betalen, of het nu aan het einde van de maand of op het einde van hun loopbaan is.’
Loontransparantie
Maar hoe komt het nu dat België van alle OESO-landen de laagste loonkloof kent? ACV-expert Maarten Hermans wijst daarvoor naar de duidelijk positieve invloed van het Belgisch systeem van sociaal overleg over lonen. ‘In België wordt een groot deel van de loonevoluties en barema’s bepaald door algemene en sectorale akkoorden tussen de sociale partners en minder door onderhandelingen tussen individuele werknemer en werkgever. Dat versterkt de loongelijkheid.’ Het OESO-rapport schuift als oplossing voor een kleinere loonkloof dan ook het sociaal overleg over lonen naar voren en wijst er op dat loonongelijkheden in landen met een gecentraliseerd loonoverleg zoals België aanzienlijk kleiner zijn.
Het rapport benadrukt ook het belang van wetgeving rond loontransparantie, waardoor werknemers in een onderneming weten of het loon voor een functie verschilt tussen man en vrouw. Intussen werd op Europees niveau een wet aangenomen die bedrijven zal verplichten tot loontransparantie, al is het nog wachten op de concrete invulling daarvan op Belgisch niveau. ‘Maar ook dan is volgens het rapport de individuele en collectieve onderhandelingsmacht van werknemers belangrijk om iets te doen met deze looninformatie, zoals onderhandelen over je loon of aanklagen als er genderdiscriminatie zou zijn.’
‘Dat is iets wat we ook uit eerder onderzoek zien naar de ervaringen van vrouwen met loonongelijkheid op de werkvloer’, bevestigt Hermans. ‘Op de vraag wat je zou doen als je info krijgt dat vrouwen minder betaald worden op je werkplek, zegt 50 procent van de Belgische vrouwen dat ze met hun baas gaan praten, en 46 procent zou de vakbond contacteren. Maar de vrouwen die zelf hun baas zouden aanspreken zijn doorgaans vrouwen met een sterkere sociale positie, zoals bijvoorbeeld managers, terwijl wie zwakker staat vooral voor de collectieve aanpak via de vakbond kiest. Dat toont nog eens het belang van het sociaal overleg aan om de loonkloof te dichten.’