Heb je een vast contract, ofwel een contract van onbepaalde duur? Dan kun je dat op elk moment opzeggen. Je zult wel een opzegtermijn moeten presteren. De lengte daarvan is afhankelijk van hoelang je in dienst bent.
Heb je een contract van bepaalde duur, ook wel tijdelijk contract genoemd, dan moet je opletten dat je je overeenkomst tijdig opzegt. Een contract van bepaalde duur kan immers alleen in de eerste helft van de contractduur opgezegd worden, en ten laatste binnen de eerste zes maanden.
Heb je bijvoorbeeld een contract dat twee jaar loopt, dan kun je het alleen in de eerste zes maanden opzeggen. Je moet in dat geval ook een opzegtermijn presteren. Let wel op: de laatste dag van je opzeg moet ook binnen de eerste zes maanden vallen.
Opzegbrief
Wil je je contract na die termijn opzeggen, dan zul je het contract in onderling overleg moeten opzeggen. Als dat niet lukt en je wil toch vertrekken, zul je je werkgever een verbrekingsvergoeding moeten betalen die gelijk is aan het loon dat je normaal gezien zou ontvangen tijdens de resterende contractduur. Daarvoor geldt wel een wettelijk maximum.
Je contract moet je altijd schriftelijk opzeggen met een opzegbrief. Daarin moet je je opzegtermijn vermelden en vanaf wanneer die ingaat. De opzegtermijn begint standaard de maandag volgend op de week waarin je je ontslag geeft. Je kunt deze brief persoonlijk afgeven – laat in dat geval een exemplaar tekenen voor ontvangst door je werkgever – of via aangetekende brief opsturen.
Wanneer je een aangetekende brief stuurt, moet je die ten laatste op woensdag versturen als je wil dat de opzegtermijn de volgende maandag ingaat. De wet gaat ervan uit dat je brief drie dagen onderweg zal zijn. Verstuur je hem later in de week, dan zal de opzegter - mijn pas een week later ingaan.