Het pensioenakkoord dat lang in de maak was en groot aangekondigd werd, lijkt nu toch op een lichte sisser uitgedraaid. De grootste vernieuwing lijkt de invoering van voorwaarden die aan het minimumpensioen gekoppeld worden.
Wat is er concreet beslist?
- Enkel wie effectief 20 jaar (5 000 werkdagen) lang minimaal 4/5 gewerkt heeft, heeft voortaan recht op het minimumpensioen. Opgelet, daarbij gaat het enkel om 20/45 van het minimumpensioen van 1 500 euro.
- Die grens van 5 000 werkdagen geldt vanaf 1 januari 2024 en alleen voor wie 53 jaar en jonger is.
- Ook zwangerschapsverlof, borstvoedingsverlof en palliatief zorgverlof tellen mee voor de berekening van het pensioenrecht. Wie meer dan 5 jaar arbeidsongeschikt is, moet ook minder dan 20 jaar gewerkt hebben voor minimumpensioen.
- Een pensioenbonus van 2 tot 3 euro per dag voor wie niet vervroegd met pensioen gaat.
Het ACV reageert in een persbericht alvast kritisch op het pensioenakkoord. ‘Dit akkoord staat ver van een sociaal contract dat het leven van duizenden toekomstige gepensioneerden concreet zal verbeteren, en zeker dat van vrouwen’, klinkt het. De vakbond gelooft enkel in een stevig pensioenstelsel dat toegangsvoorwaarden voor het pensioen heeft, die rekening houden met de beproevingen van het leven en de zwaarte van de werkomstandigheden. Bovendien moet het pensioenbedrag een waardig leven toelaten en een duidelijke regelgeving hebben die onderweg niet wijzigt, in het bijzonder voor de jaren van de loopbaan die achter de rug liggen en dus niet meer kunnen worden gewijzigd.
1 500 euro
Bij het afsluiten van het regeerakkoord werd een minimumpensioen van 1 500 euro als een van de doelstellingen opgenomen. ‘Het doel van de regering had echter moeten zijn een minimumpensioen van minstens 1 500 euro voor zoveel mogelijk mensen te garanderen. Die 1 500 euro komt er, maar voor een beperkter aantal werknemers.’
‘Een pensioenstelsel is uiteraard gebaseerd op een beroepsloopbaan die niemand kan herbeginnen. De mensen die nu de pensioengerechtigde leeftijd bereiken, zijn in de jaren tachtig en negentig beginnen werken. Blijkbaar is de regering vergeten dat dit een periode van massale werkloosheid was. Het akkoord van gisteren houdt daar deels geen rekening mee’, betreurt het ACV.
Ook de invoering van de strengere toegangsvoorwaarden voor het minimumpensioen zijn een doorn in het oog van de vakbond. ‘Enkel de periodes van ziekte van maximum 5 jaar, het zwangerschapsverlof en het borstvoedingsverlof kunnen in die 20 jaar meegerekend worden. De werkloosheidsperiodes tellen niet mee, waardoor een groot aantal werknemers en vooral werkneemsters zullen worden uitgesloten van het recht op een minimumpensioen.’
‘De regering heeft beslist dat ze met bepaalde beproevingen tijdens de loopbaan wél rekening zal houden, en met bepaalde beproevingen niet. De periodes van ziekte zullen bijvoorbeeld wél meetellen, maar de periodes van tijdelijke werkloosheid corona bijvoorbeeld niet. Deze hervorming is een zware aanslag op de erkenning van de gelijkgestelde periodes’, klinkt het verder.
Zware beroepen
Dat er met geen woord gerept wordt over een betere toegang tot het vervroegd pensioen en over zware beroepen schiet bij de werknemersorganisatie in het verkeerde keelgat. ‘De vorige regering heeft beslist om de pensioenleeftijd op te trekken naar 67 jaar. Tot op vandaag is hiervoor geen enkele compensatie voor zware beroepen. Nochtans hebben de werknemers herhaaldelijk hun verwachtingen bekendgemaakt, zowel over de toegang tot het vervroegd pensioen als over het bedrag van onze pensioenen om een waardig leven te kunnen leiden.’
‘Het heeft ook geen zin om te blijven herhalen dat we steeds langer moeten werken als er niets wordt gedaan voor fundamenteel betere arbeidsomstandigheden. Als de regering dan toch blijft hameren op de valorisatie van werk, dan moet ze er bijvoorbeeld ook voor zorgen dat jobstudenten toegang krijgen tot socialezekerheidsrechten én dus pensioenrechten. Elke werkdag moet beloond worden in socialezekerheidsrechten.‘