Zes dagen werken per week, twaalf uur per dag, voor amper 70 euro per maand. Dat is de dagelijkse realiteit van een textielarbeider in Bangladesh. De vraag van de onafhankelijke vakbonden in Bangladesh was dan ook duidelijk: verhoog het minimumloon tot 195 euro per maand. Dat bedrag is een minimum om te kunnen overleven, zo wees onderzoek uit van het Bangladesh Institute of Labour Studies. Toch zitten de 4,5 miljoen kledingarbeiders ruim onder die minimumgrens.
Bruno Deceukelier van WSM benadrukt hoezeer de arbeiders het water aan de lippen staat: ‘Volgens de wet worden de lonen elke vijf jaar onderhandeld. Sinds 2018 is het minimumloon ongewijzigd 8000 taka of omgerekend 68,6 euro per maand. Het land heeft een enorme inflatie gekend van meer dan tien procent. De schamele loonsverhoging die op tafel ligt compenseert dus niet eens het koopkrachtverlies door de inflatie. Bovendien gebeurt dat alles in een context waarin vakbondsrechten flagrant geschonden worden. In augustus is nog een vakbondsleider vermoord toen hij de fabriek verliet.’
Kalpona Akter, voorzitter van de Bangladesh Garment and Industrial Workers Federation, reageert furieus: ‘Als het nieuwe minimumloon maar 89 euro bedraagt (10.400 taka), betekent dit dat de meerderheid van de arbeiders niet kan overleven van het inkomen dat ze verdienen met een werkweek van meer dan 48 uur. Ze zullen andere manieren moeten zoeken om de eindjes aan elkaar te knopen: lange overuren maken, maaltijden overslaan of beknibbelen op de basisbehoeften.’
Fast fashion zwijgt
Beslissingen over loonsverhogingen hangen sterk samen met de prijs die de consument bereid is te betalen. Daarom roepen de vakbonden op om hogere arbeidskosten te verwerken in hun inkoopprijzen en de looneis te steunen. ‘Internationale inkopers moeten nu hun verantwoordelijkheid nemen voordat de situatie nog erger wordt’, aldus Akter.
Maar aan die kant blijft het stil. Nochtans beloofden modemerken zoals C&A, Esprit, Uniqlo en H&M eerder al om de looneis van de vakbonden wel te steunen. Sara Ceustermans van de Schone Kleren Campagne reageert verbolgen: 'Merken beloven telkens leefbare lonen voor hun arbeiders. Maar op cruciale momenten trekken ze zich terug. Doordat de merken zich niet engageren om hun inkoopprijzen te verhogen in lijn met een loonsverhoging tot 195 euro, zou het schandalig lage loonvoorstel van de werkgevers wel eens aangenomen kunnen worden. Zo moedigen ze werkgevers aan om door te gaan met het schenden van het recht op een leefbaar loon.’