‘Beste moaten’ zijn ze, Rick en Patrick, al zo’n 10 jaar lang. Rick De Leeuw is nog steeds met volle goesting peter van Het Ventiel, dat Gudrun in 2015 oprichtte en dat vandaag 132 mensen met jongdementie en 102 buddy’s samenbrengt.
DE LEEUW: ‘Vriendschap met Patrick is heel makkelijk, hij staat heel speels in het leven. Je moet het maar doen, zo’n verdict krijgen nog voor je 50e, in de kracht van je leven. Plots houdt je pad op en word je de duisternis ingestuurd. Om je dan te herpakken, dat is zo krachtig.’
CALLEWAERT: ‘De moeilijkste periode was voor de diagnose . Ik had totaal geen idee wat er aan de hand was, ik wist niet eens dat dementie op zo’n jonge leeftijd al kon. Patrick begon zich af te zonderen, veranderde als mens. Dan stel je eerst jezelf als partner in vraag, omdat je het niet begrijpt. Misschien klinkt het vreemd, maar toen we de diagnose kregen, waren wij eigenlijk opgelucht. Het lag niet aan ons.’
‘Als je de diagnose krijgt, dan weet je: het komt niet goed. Maar hoe snel of traag het achteruitgaat, dat kan niemand voorspellen. Meteen op de terugweg van het ziekenhuis hebben we beslist: we maken er het beste van. Onze kinderen waren tieners, ons gezin moest blijven draaien. Het Ventiel is mijn redding geweest. Je leert zoveel nieuwe mensen kennen. Alsof je een nieuwe familie krijgt.’
Hoe hebben jullie elkaar leren kennen?
DE LEEUW: ‘Ik heb Gudrun leren kennen in 2013 in een project van Te Gek!?. Vier koppels waarvan de man dementie had gingen samen de Mont Ventoux beklimmen. Om te laten zien wat je nog kan met die ziekte. De onbekendheid met jongdementie was hoog, bij mij ook. Dat was toch iets waar oude mensen aan leden, dacht ik. Tot ik Patrick leerde kennen.’
CALLEWAERT: ‘Trainen met de hometrainer in onze living, gaf Patrick weer iets om voor op te staan. Ook voor mij betekende dat een verandering: andere partners van mensen met jongdementie ontmoeten. Ik was niet meer alleen met de diagnose. Dat was een verademing.’
DE LEEUW: ‘Wat enorm opviel, was dat die 4 mannen met jongdementie onder elkaar aan een half woord genoeg hadden. Die vriendschap tussen hen was vanaf dag één voelbaar. Ze hadden zo’n bevrijdende manier om met elkaar om te gaan. Aanvankelijk denk je: die mensen hebben zorg nodig, maar ze vinden connectie met elkaar op een niveau dat wij bijna niet kunnen evenaren.’
CALLEWAERT: ‘Ik heb daar Patricks ogen weer zien blinken van geluk. Dat was iets wat we thuis al lang kwijt waren.’
DE LEEUW: ‘Iemand zoals Patrick, die de jaren voordien heel veel uit z’n vingers zag glippen, kwam weer tot leven. Alsof er een deur openging in plaats van sloot. En dan vraag je je af: hoe kun je dit vasthouden en ook voor andere mensen die deur openhouden?’
CALLEWAERT: ‘Het laatste wat ik wou was gewoon weer naar huis gaan, weer in die zetel… En dan begin je te brainstormen. Aanvankelijk nodigden we thuis mensen uit die hun verhaal wilden delen … en om samen dingen te doen.’
DE LEEUW: ‘Het basisidee was heel eenvoudig: buddy’s en mensen met jongdementie samenbrengen om leuke dingen te doen. Maar toch ook met die uitdaging: iets doen waarvan je denkt: dat kan ik niet.
CALLEWAERT: ‘We proberen heel bewust nieuwe uitdagingen. Zo is elke stap een stap vooruit. Door de aandoening moet je steeds meer moet afgeven. Iets nieuws kunnen creëert dan een waw-gevoel, zowel bij de zieke als bij partner en kinderen. Zo wordt er veel meer mogelijk dan we denken. Het geeft een heel andere dynamiek dan zeggen: kom, ik ga je helpen, want dat is frustrerend.’
DE LEEUW: ‘Stel, je kan heel goed biljarten. Elke keer dat je dat speelt, is een confrontatie, want je kent de puntentelling niet meer, je weet niet meer met welke bal je speelt. Je voelt dat je achteruitgaat. Dat is niet inspirerend. Maar als je iets doet wat je nooit gedaan hebt, dan voel je je groeien. Je creëert enthousiasme: Kan ik dat volgende week weer doen, of morgen al?’
CALLEWAERT: ‘Het gaat niet over een uurtje uit je isolement komen, maar dingen doen die echt weer betekenis geven aan je leven. Neem nu Eddy. Eddy was al in een vergevorderd stadium. Zijn vrouw kwam met hem langs, hij zat ineengedoken in een rolstoel.’
DE LEEUW: ‘Eddy leek volledig in zijn eigen wereld. Toen hij hier binnenkwam, nam Patrick meteen zijn hand vast. De tweede week doet hij dat weer, de derde week wil Patrick zijn hand weer nemen maar trekt die op het laatste moment weg. Waarop Eddy begint te lachen. Patrick maakte er een uitdaging van: hand geven, dan wegtrekken… Het werd een spel tussen hen twee. Maar op zo’n manier dat Eddy zijn hand telkens iets meer omhoog hield. Tot na een tijd Eddy’s vrouw belt: Je gelooft het nooit, maar Eddy kan weer zelf drinken. Door dat spel van Patrick was die hand weer zo geactiveerd dat Eddy weer wat autonomie had herwonnen. Jezelf kunnen voeden of afhankelijk zijn, dat is zo’n wezenlijk verschil. Da’s van 0 naar 1 bijna. Een tijd daarna zag ik hem tafeltennissen, weliswaar ondersteund door anderen, maar toch… Dat is dezelfde mens die een half jaar eerder als een plant was weggezet.’
CALLEWAERT: ‘Hij heeft ook weer gedanst in de armen van zijn vrouw… (even stil) Het is intussen ook bewezen dat als je nieuwe dingen uitprobeert, dat je nieuwe connecties maakt in je hersenen. We gaan mensen niet genezen. Maar we hopen wel het proces wat te vertragen. En vooral: hen weer te laten genieten. ‘
DE LEEUW: ‘En dat heb ik gezien bij Patrick. Helemaal uit de duisternis kruipen en weer zin aan je leven geven. Het is een voorrecht om iemand die dat kan te kennen. En die dynamiek van wederzijdse dankbaarheid dat je daarin voelt, weer betekenis geven aan mekaar leven, dat is wat telt.’