Toen de vakbond van de Schotse verpleegkundigen na lang overleg en intensieve peilingen besloot om hun leden te laten stemmen over mogelijke stakingsacties, wist verpleegster Wilma Brown dat het echte werk nu pas begon.
Een stakingsstemming organiseer je niet lichtzinnig in het Verenigd Koninkrijk. Om legaal te mogen staken moeten de vakbondsleden op een werkplaats stemmen per post, online stemmingen zijn verboden. Pas als 50 procent van de stemgerechtigde leden rechtsgeldig gestemd heeft en meer dan de helft daarvan vóór stakingsactie stemt, mag de staking doorgaan. Voor ‘belangrijke publieke diensten’, zoals de NHS, de Britse gezondheidszorg, moet bovendien 40 procent van het totaal aan stemgerechtigden een ja-stem voor stakingsacties uitbrengen. Brown en haar collega’s maakten er een pizza-avond van. De hele avond zaten ze samen om leden op te bellen of berichtjes te sturen en hen bij te staan met advies en motivatie, zodat ze zeker hun stembrief zouden versturen. Ook voor henzelf hielp het om de moed erin te houden.
‘Ik heb dit in mijn carrière nooit eerder meegemaakt’, vertelt Brown, die ook vakbondsafgevaardigde is voor UNISON, de grootste vakbond voor de publieke sector in het Verenigd Koninkrijk. ‘Dit is de culminatie van decennia aan besparingen en verslechterende werkomstandigheden. Tijdens de coronacrisis waren we plots de grote helden, daarna werden we weer vergeten. Men heeft de NHS altijd voor vanzelfsprekend genomen.’
De Schotse NHS opereert onafhankelijk van de rest van het land, maar de Schotse zorgverleners staan niet alleen. In talloze ziekenhuizen in Engeland, Noord-Ierland en Wales stemden honderdduizenden collega’s met meerderheden van vaak boven de 90 procent om te staken. ‘We willen onze patiënten niet in de steek laten, maar zien geen andere keuze’, vatte Brown het samen. Op 15 december legden ruim honderdduizend verpleegkundigen van de Royal College of Nursing voor het eerst in hun 106-jarige geschiedenis het werk neer.
De Schotse zorgverleners hadden hun staking dan al voorlopig afgeblazen nadat de Schotse regering hen een verbeterd loonvoorstel had gedaan. De acties, of dreiging ermee, werpen dus wel degelijk vruchten af, maar de voorgestelde loonsverhoging van gemiddeld 7,5 procent, een ‘best and final offer’ volgens de regering, komt niet in de buurt van de geëiste 5 procent boven op de inflatie, en is zelfs niet genoeg om die inflatie – om en bij de 11 procent in het Verenigd Koninkrijk – te compenseren. Toch stemde bij UNISON Schotland 57 procent van de leden voor het voorstel. ‘Allesbehalve unaniem dus’, waarschuwt Brown. ‘Zelfs de verpleegkundigen die voor stemden, deden dat met tegenzin. We stoppen dan wel met de stakingsacties, de onvrede is nog niet gaan liggen.’
'Sommige verpleegkundigen kunnen op het einde van de maand niet meer gaan werken, omdat ze dan geen geld meer over hebben voor een busticket. Uit schaamte melden ze zich ziek.'
Wilma Brown - verpleegster
Sinds de Conservatieve regering in 2010 aan de macht kwam in het Verenigd Koninkrijk, namen de lonen in de zorgsector volgens de vakbonden in reële termen af met 20 procent. Zonder aanpassing aan de huidige inflatie daalt hun koopkracht pijlsnel. ‘Sommige verpleegkundigen kunnen op het einde van de maand niet meer gaan werken, omdat ze dan geen geld meer over hebben voor een busticket’, vertelt Brown. ‘Uit schaamte melden ze zich ziek.' Maar de lonen zijn slechts het topje van de ijsberg, daaronder gaat een afbraak van de publieke gezondheidszorg schuil. Nog nooit waren de wachtlijsten voor de NHS zo hoog, in augustus wachtten liefst zeven miljoen Engelsen op een behandeling, en in Engeland alleen al komt de NHS 47 000 verpleegkundigen tekort.
Net de jaren zeventig (maar dan anders)
De historische staking van de zorgverleners is de zoveelste actie in een inmiddels ellenlange rij van stakingen die het Verenigd Koninkrijk sinds de zomer in de greep houdt. Ondanks de strenge stakingswetgeving legden onder meer spoor- en treinmedewerkers, werknemers van de London Underground, havenarbeiders, postbodes, leerkrachten, personeel van het hoger onderwijs, telecommunicatiemedewerkers, en zelfs strafpleiters het werk neer omwille van conflicten over loonsverhogingen en arbeidsomstandigheden. De summer of discontent ging naadloos over in een nieuwe winter of discontent, naar analogie met de winter van 1978-79, toen stakingen eveneens het land platlegden.
Volgens Kate Bell, hoofdeconoom van de grootste Britse vakbondsfederatie, het Trade Union Congress (TUC), heeft twaalf jaar van conservatieve besparingspolitiek het land aan de rand van de afgrond gebracht. Het Verenigd Koninkrijk beleeft nu de langste periode van loonmatiging sinds de napoleontische oorlogen. De reële lonen staan, aldus Bell, nog steeds niet op het niveau van voor de financiële crisis van 2008. ‘Daardoor zijn werknemers gemiddeld 20 000 pond slechter af dan wanneer de lonen gelijke tred hadden gehouden met de inflatie.’ De huidige inflatie en energieprijzen zetten die cost-of-living-crisis op scherp.
Tegelijkertijd namen de precaire arbeidsomstandigheden toe. Nulurencontracten – waarbij werknemers op voorhand niet weten of en hoeveel uren ze zullen werken per week, maar wel permanent beschikbaar moeten zijn – zijn verboden in België, maar de realiteit voor ongeveer een miljoen werknemers in het Verenigd Koninkrijk. ‘Vaak worden shiften pas een dag op voorhand weer afgezegd’, zegt Bell. Fire-and-rehire-praktijken, ofwel werknemers ontslaan om ze onder verminderde voorwaarden weer aan te nemen, zijn nog zo’n doorn in het oog van de vakbonden. In maart 2022 ontsloeg rederij P&O Ferries bijvoorbeeld in een klap 800 medewerkers en verving ze vervolgens door goedkopere buitenlandse krachten ver onder het Britse minimumloon. Dat trauma zindert nog na. De Brexit van 2020 zou de economie weer in Britse handen geven – Brexiteers beloofden tijdens de campagne zelfs dat een terugtrekking uit de Europese Unie 350 miljoen pond per week voor de NHS zou opleveren – maar kost volgens het Office for Budget Responsibility van het Britse ministerie van Financiën jaarlijks 4 procent van het bbp. Het TUC waarschuwt bovendien dat werknemersrechten vaak beschermd werden door Europese wetten.
Als klap op de vuurpijl werd Liz Truss premier op 6 september, nadat haar voorganger Boris Johnson vanwege een schandaal (het zoveelste in een lange rij) moest aftreden. Haar Conservatieve regering zou het nauwelijks 49 dagen uitzingen, en haar opvolger Rishi Sunak draaide nagenoeg al haar beleidsmaatregelen terug, maar haar beruchte mini-budget bracht de Britse economie wel blijvende schade toe. Die ‘mini-begroting’ – een flinke afslanking van sociale overheidsprogramma’s en een belastingverlaging waarvan vooral de hoogste inkomens zouden genieten, gefinancierd door enorme leningen – moest de economie nieuw leven inblazen, maar kelderde het vertrouwen van de financiële markten. Het Britse pond daalde naar de laagste waarde sinds 1971 en de rente op staatsobligaties verdubbelde bijna. Pensioenfondsen dreigden daardoor overkop te gaan, en omdat veel Britten een hypotheek met variabele rente hebben, voelden ze die financiële turbulentie meteen in hun koopkracht.
‘Veel Britse inkomens zijn gebaseerd op een vorm van rentenieren’, vertelt historicus van het politieke denken Anton Jäger. Hij werkt aan het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte van de KU Leuven, en volgt de politieke situatie in het Verenigd Koninkrijk nauw op nadat hij er tien jaar woonde en studeerde aan de Universiteit van Cambridge. ‘Ze leven bijvoorbeeld van beleggingsproducten, of van de verhuur van het vastgoed dat ze met goedkope leningen kochten. Ook voor veel ouderen, met erg laag pensioenen, zijn dat belangrijke inkomsten. Als de rente toeneemt, en het duurder wordt om te lenen, staan niet alleen de lonen, maar ook die alternatieve verdienmodellen onder druk.’
De val van de regering-Truss kwam volgens Jäger neer op een coup van de Bank of England, de centrale bank van het Verenigd Koninkrijk. ‘Een onverkozen orgaan dat de touwtjes in handen heeft’, zegt hij. ‘Door de speculatie op de financiële markten aan te drijven heeft ze de regering-Truss in diskrediet gebracht en een eigen man, Rishi Sunak, aangesteld. Bovendien heeft ze in de Financial Times letterlijk gezegd dat ‘een oververhitte arbeidsmarkt voor te hoge looneisen zorgt’. Door de rente op te trekken wil ze de arbeidsmarkt afkoelen en de stakingsbereidheid laten afnemen. Zowel politiek als economisch speelt de centrale bank een erg vies spel.’
Van spoor tot draagberrie
Het politieke en economische tumult draagt bij aan het beeld van een krakkemikkige welvaartsstaat die door de koopkrachtcrisis op kapseizen staat. Voedselbanken waren tot enkele jaren geleden een randfenomeen in het Verenigd Koninkrijk, maar worden nu overrompeld. Steeds vaker zien ze werkende mensen langskomen, of hebben ze tekorten omdat mensen die voedsel doneren, vaak zelf working class, zich geen donaties meer kunnen veroorloven. ‘Een op de zeven werknemers bespaart op maaltijden’, weet Kate Bell.
De vakbonden ijveren in het licht van die koopkrachtcrisis in de eerste plaats voor reële loonsverhogingen. Maar steeds meer lijken de protesten op een breed gedragen verzet tegen het Britse politieke en economische bestel. Of het nu de afbraak en privatisering van publieke diensten betreft, de toenemende macht van financiële instellingen, de afkolvende arbeidsrechten of beperkingen op het stakingsrecht, of de desintegratie en individualisering van de samenleving in het algemeen: de schietschijf van het protest heeft inmiddels vele ringen.
‘Een op de zeven werknemers bespaart op maaltijden.’
Kate Bell
‘Toen we voor het eerst stakingen afkondigden in mei’, vertelt Mick Lynch, secretaris-generaal van de nationale spoorweg-, maritieme en transportvakbond (RMT), ‘dacht de regering die meteen te kunnen breken. Maar de regering heeft de solidariteit onder de werkende klasse onderschat. Spoorwegmedewerkers willen goede werkomstandigheden en een degelijke loonsverhoging, die hebben we al jaren niet gehad. Tegelijkertijd zien mensen hoeveel de lui hogerop verdienen en hoeveel dividenden er uitbetaald worden. Veel mensen herkenden zich in onze eisen.’
Inmiddels is Mick Lynch het gezicht geworden van het Britse vakbondsprotest. Hij is een veelgevraagde gast op televisie, gaat viraal op sociale media, en verkondigt op stakingsacties en rally’s dat alle sectoren samen een vuist moeten maken, en dat ze zullen doorgaan tot ze gewonnen hebben.
De staking van 40 000 spoorwegmedewerkers in juni, gevolgd door meer stakingsdagen elke volgende maand – behalve na het overlijden van Queen Elisabeth II – was een cruciaal moment voor de Britse stakingsgolf, denkt ook secretaris-generaal van het TUC Paul Nowak. Dat ze de drempels in de strenge stakingswetgeving wisten te overwinnen verraste de regering, zegt hij, ‘en wellicht ook het publiek. Het was de eerste spoorwegstaking in decennia, mensen zagen werknemers die eindelijk opkwamen voor hun rechten. Bovendien halen de acties iets uit, buschauffeurs of magazijnmedewerkers kregen al fikse loonsverhogingen boven de 10 of 15 procent. Dat geeft vertrouwen. Al dertig jaar ben ik een vakbondsactivist, en nog nooit heb ik zoveel werknemers in zoveel sectoren gezien die bereid zijn om te staken.’
Maar in vergelijking met België is de syndicaliseringsgraad in het Verenigd Koninkrijk erg laag, vertelt Anton Jäger. ‘Eer erfenis van de Thatcher-jaren (1979-1990, nvdr.). De publieke diensten die nu staken – zoals ook de spoorwegen, want de treinbedrijven zijn dan wel geprivatiseerd, ze hangen nog steeds af van overheidscontracten – zijn de laatste vakbondsbastions. Hun militantisme mag ons niet doen vergeten hoe gedesintegreerd de Britse samenleving is, slechts weinig mensen zijn lid van een vakbond of middenveldorganisatie. De verplettering van het middenveld, nog veel meer dan de financialisering van de economie, is de historische overwinning van het neoliberalisme van Margaret Thatcher. Het is een ongelooflijk ongelijke en gedemoraliseerde samenleving, waar doorgaans het geloof in collectieve actie ver weg is.’
Radicale appetijt
Dat maakt het huidige momentum zo mogelijk nog bijzonderder. Want er is duidelijk een appetijt voor een radicale politieke omwenteling, denkt Jäger. ‘Uit opiniepeilingen blijkt dat de steun voor de stakingen erg groot en algemeen gedragen is.’ Samen met andere vakbonden, sociale bewegingen en enkele politici van de centrumlinkse oppositiepartij Labour trekt Mick Lynch de campagne Enough is Enough. Daarmee willen ze de woede omzetten in politieke actie, zonder zich te moeten houden aan de stakingswetgeving. Die schrijft namelijk voor dat stakingen enkel over workplace issues mogen gaan, niet over politieke eisen, en dat de stakingsstemmingen en -aanvragen moeten gebeuren per werkplaats, niet per sector of regio. De Conservatieve regering-Sunak broedt zelfs op ‘nieuwe, strenge antistakingswetgeving’, in het parlement ligt al een wet voor die onder meer een minimumdienstverlening op de sporen verplicht op stakingsdagen.
‘De regering gelooft zijn eigen riedeltje’, zegt Lynch. ‘Dat het land vol mensen zit die niet in solidariteit geloven, dat het ieder voor zich is. Thatcher beweerde dat er niet zoiets als een gemeenschap bestaat. Maar het moderne Verenigd Koninkrijk is gebouwd op de welvaartsstaat, op de NHS en op gratis onderwijs. Mensen vragen zich af waarom ze daar niet meer van kunnen genieten. In veel gemeenschappen weten mensen dat ze zelf niet beter af kunnen zijn als anderen slechter af zijn.’
‘De verplettering van het middenveld is de historische overwinning van het neoliberalisme van Margaret Thatcher. Het is een ongelooflijk ongelijke en gedemoraliseerde samenleving, waar doorgaans het geloof in collectieve actie ver weg is.’
Anton Jäger
Stakingsacties zetten zich meestal niet om in een politiek project, dat lijkt nu anders. ‘Labour blijft dan wel een vakbondspartij’, zegt Jäger, ‘het heeft veel van die banden verzwakt. De huidige partijtop onder leiding van voorzitter Keir Starmer roept leden soms ook actief op om afstand te nemen van de stakingen. Die afstand met de partij is een voordeel voor vakbonden zoals de RMT, die zich hebben losgetrokken van Labour, omdat ze zich autonomer en militanter kunnen opstellen, maar daardoor hebben ze wel minder politieke steun. De vraag is dus hoe het protest mensen over verschillende sectoren heen kan mobiliseren, en hoe ze die kan coördineren naar een gedeeld doel.’
Neem nu de Don’t Pay-campagne, een oproep om te weigeren de ongeziene gas- en elektriciteitsfacturen te betalen, waarop al meer dan 250 000 Britten hebben ingetekend. ‘Maar iedereen krijgt die rekeningen wel individueel binnen’, aldus Jäger, ‘en loopt dus een individueel risico. Dat zorgt voor een klassiek vrijbuitersprobleem, wat garandeert dat iedereen dat risico neemt?’ Zullen mensen met verschillende grieven – over alle sectoren heen, maar ook voor wie onder de hogere rente en dure rekeningen lijdt – dus lang genoeg aan hetzelfde zeel blijven trekken om politieke vernieuwing af te dwingen? Van een nationale staking, of gecoördineerde politieke actie is vooralsnog geen sprake.
Labour voor de Bank of England
Recente peilingen maken de Labour Party afgetekend de grootste van het land, ze kijkt aan tegen een absolute meerderheid. In oktober bedroeg het verschil met de Conservative Party ruim 30 procent. Maar als de zittende regering niet eerder verkiezingen uitschrijft – wat gezien de peilingen erg onwaarschijnlijk is – vinden de eerstvolgende verkiezingen pas plaats in januari 2025.
Toch denkt Anton Jäger niet dat een vervroegde regeringswissel onmogelijk is. ‘Ik denk niet dat de regering het tot 2025 uithoudt. De Tories (Conservatieve partij, nvdr.) hebben de economie zodanig de diepte ingestort, en ook veel conservatieve leden of kiezers zijn nu gedesillusioneerd. Een groot deel van de achterban is afhankelijk van lage rentes en goedkoop krediet. Bovendien is er een generationele kloof, onder de veertig lijkt mij nog nauwelijks iemand van plan om op de Tories te stemmen.’
De vraag blijft wat Labour daartegenover kan stellen om vervroegde verkiezingen af te dwingen. ‘Doordat de Tories zich economisch zo onverantwoord hebben getoond’, zegt Jäger, ‘en hun reputatie hebben verpest bij instituten zoals de Bank of England, heeft dat op een perverse manier een ruimte geopend voor Starmer om zich als de verantwoordelijke partij op te werpen, als partij van de nationale bank. Dat is een gevaarlijke dynamiek, want dan regeert ze in naam van een onverkozen instelling, en dus niet met het ambitieuze sociale programma van de vakbondsprotesten.’ Of zien de Conservatieven inmiddels zelf tegen zo’n enorme puinhoop aan dat ze die liever door Labour laten opkuisen, met weinig kans op onmiddellijk succes, om niet veel later sterker terug te slaan?
Anton Jäger kijkt het protest en de politieke ontwikkelingen hoe dan ook met verwondering aan. ‘Er zijn zoveel zaken die we in België vanzelfsprekend vinden, zoals de automatische loonindexering of sociale rechten en voorzieningen, maar die in het Verenigd Koninkrijk buitenwerelds lijken’, besluit hij. ‘Het is een dystopische spiegel waarin we kunnen kijken om het bij ons nooit zo ver te laten komen.’