Langdurige ziekte is het zorgenkind van de Belgische arbeidsmarkt. Liefst 471 000 Belgen waren in 2020 langer dan een jaar arbeidsongeschikt, aldus cijfers van het Riziv, een aantal dat al jaren bijna-exponentieel toeneemt.
De 278 000 langdurig zieken in 2010 verdubbelden bijna tot het half miljoen in tien jaar tijd. Goed twee derde daarvan lijdt aan psychische aandoeningen, zoals burn-out en depressie, of aan musculoskeletale aandoeningen (MSA), een verzamelnaam voor diverse gewrichts- en spierproblemen zoals lage rugpijn of artrose.
Er moet dus wel iets gebeuren. Onder impuls van minister van Sociale Zaken Frank Vandenbroucke (Vooruit) maakt de federale regering nu vaart met een reeks maatregelen om langdurig zieken sneller te re-integreren in de arbeidsmarkt.
‘Eigenlijk leidt dat af van de oorzaken van langdurige ziekte’, zegt Maarten Hermans, expert welzijn op het werk van het ACV. ‘Neem nu MSA, de oorzaken daarvan zijn zo duidelijk verbonden met de werkcontext. Je moet niet de zieken, maar het ziekmakend werk aanpakken.’
Maar unaniem protest van artsen, experten, ziekenfondsen, patiëntenverenigingen en alle sociale partners wist de federale regering niet op andere gedachten te brengen. Waaraan mogen mensen in langdurige ziekte zich verwachten?
Vijftien vragen
Om werknemers, werklozen en zelfstandigen die lange tijd arbeidsongeschikt zijn rechtstreeks te stimuleren, verplicht de nieuwe regelgeving hen eenmalig een digitale vragenlijst in te vullen, in de meeste gevallen na ongeveer tien weken arbeidsongeschiktheid. Aan de hand daarvan deelt een adviserend arts hen vervolgens op in een van vier categorieën naargelang de kans op re-integratie in de arbeidsmarkt.
‘Sommigen schatten zelf in dat ze snel het werk kunnen hervatten’, legt Anne-Marie Bonroy uit, adviserend arts en lid van de medische directie van de CM. ‘Voor anderen is dat niet zo. Denk aan mensen met zware verlammingen of na een hersenbloeding, maar als zij zelf een re-integratie wensen, zullen ze gehoord worden. Als derde is er een groep voor wie de behandeling nog lopende is en re-integratie te vroeg komt. De vierde groep bevat de mensen van wie we denken dat ze gebaat zijn bij een re-integratietraject, zij komen terecht bij de terug-naar-werk-coördinatoren.’
De vragenlijst peilt in vijftien vragen naar hoe je jouw gezondheidstoestand ervaart; of de ziekte leidt tot angst, woede, paniek of depressie, en of je vreest dat je gezondheidssituatie zou verslechteren als je het werk zou hervatten. Maar ook de werkervaring is onderwerp van vragen: Maak je je zorgen over wat je collega’s denken over je afwezigheid? Denk je dat het veel moeite kost om je opnieuw in te werken? Afsluitend klinkt het: ‘Denkt u dat u uw normale werk opnieuw zal kunnen starten, zonder beperkingen door uw ziekte binnen een periode van vier weken?’
Terug-naar-werk-sancties
Aan hand van die vragenlijst en een eerste gesprek waarin ze polsen naar de voorgeschiedenis en interesses van de persoon, krijgen de nieuw in het leven geroepen terug-naar-werk-coördinatoren een persoonlijk beeld van de patiënt. Zij moeten langdurig zieken begeleiden naar de juiste instellingen om opnieuw aan de slag te kunnen.
‘Het zijn geen persoonlijke coaches’, werkt Bonroy een misverstand van tafel. ‘De regering verwacht dat elke coördinator zo’n 300 tot 500 trajecten per jaar opstart. Maar ze kunnen je wel in contact brengen met de VDAB voor een passende beroepsomscholing.’
Op een tweede contact moet de persoon in arbeidsongeschiktheid vervolgens een engagementsverklaring ondertekenen om het vooropgestelde re-integratietraject te volgen, ondertekend door de patiënt, de adviserend arts en de terug-naar-werk-coördinator. Ook later in de arbeidsongeschiktheid, en zonder voorafgaande vragenlijst, kunnen de terug-naar-werk-coördinatoren op verzoek van een adviserend arts zo’n re-integratietraject opstarten.
Eerdere ervaringen met een gelijkaardig project van CM-coördinatoren in West-Vlaanderen leverde bemoedigende resultaten op, is Bonroy optimistisch. ‘Het potentieel is er. We zien dat mensen echt gebaat kunnen zijn bij een terug-naar-werk-traject.’
2,5 procent
Vanaf 1 januari 2023 volgen er volgens de plannen van de federale regering sancties als mensen in arbeidsongeschiktheid de vragenlijst niet invullen. Als de vragenlijst na twee weken niet binnen is, volgt er hulp van de dossierbeheerder. Blijft een ingevuld exemplaar dan nog uit, dan verliezen patiënten 2,5 procent van hun uitkering tot de ze vragen alsnog beantwoorden. Ook herhaaldelijk niet ingaan op een uitnodiging van de terug-naar-werk-coördinatoren leidt tot die financiële sanctie.
Volgens Hermans mogen we niet te licht gaan over de financiële impact daarvan. CM-onderzoek uit 2016 wees uit dat de helft van de gezinnen waarin een gezinslid arbeidsongeschikt is, het nu al moeilijk heeft om het einde van de maand te halen. 40 procent moet daardoor zelfs geneeskundige zorg uitstellen. ‘Sommigen vragen zich schouderophalend af of 2,5 procent nu echt zo’n drama is, maar voor een grote groep maakt dat wel degelijk een verschil’, aldus Hermans.
Bonroy denkt niet dat de sancties een hoge vlucht zullen nemen. ‘Maar ze werken wel beangstigend’, zegt ze. ‘Dat is een paradox, want de bedoeling van de re-integratietrajecten is dat ze net vrijwillig gebeuren, niet om een straf te ontlopen.’
Dat treedt CM-voorzitter Luc Van Gorp bij. Hoewel hij de focus op re-integratie van langdurig zieken toejuicht, had hij de aanpak liever anders gezien: ‘Het is bijzonder jammer dat er voor langdurig zieken sancties tegenover staan. Dat creëert een sfeer van wantrouwen die nergens voor nodig is, stigmatisering draagt niet bij aan een betere gezondheid. Het is veel effectiever om in te zetten op werkbaar en leefbaar werk, en zo te voorkomen dat mensen langdurig ziek worden.’
Bovendien toont onderzoek aan dat sancties eerder contraproductief werken, zegt Hermans, die aanklaagt dat het beleid zich maar weinig van dat wetenschappelijk bewijs aantrekt. ‘Maar het verhaal van de stok slaat electoraal misschien wel aan’, besluit hij. ‘Daardoor dreigt die strenge aanpak enkel scherper en scherper te worden, terwijl de problemen blijven.’