André Decoster
Op de Europese top van 12 december moeten ministers uit alle lidstaten het nieuwe Europese begrotingskader overeenkomen. Nadat de Europese Commissie minder streng was voor nationale begrotingstekorten en oplopende schulden tijdens de COVID-19-pandemie en de door oorlog aangedreven energiecrisis, zou ze de teugels nu weer strakker aantrekken. Op dezelfde dag trekken vakbonden uit heel Europa daarom door de Brusselse straten met één boodschap: geen versmachtende begrotingsdiscipline.
De zogeheten Maastrichtnormen – een maximaal begrotingstekort van drie procent van het bruto binnenlands product (bbp), en een overheidsschuld onder de 60 procent – zijn er nog steeds. Bovendien moet er een uitgavennorm komen, die bepaalt dat de overheidsuitgaven niet sneller mogen groeien dan de groei op lange termijn. De schrik voor verplichte besparingen, in het bijzonder in de sociale uitgaven voor pensioenen en de gezondheidszorg, zit er flink in.
Maar zo’n vaart hoeft het niet te lopen, denkt econoom André Decoster. ‘Het begrotingskader dat in 2010 ontstond na de financiële en staatsschuldencrisis was een grove fout. Maar de EU heeft geleerd uit haar fouten.’
Waar zit het verschil met dertien jaar geleden?
DECOSTER ¬ ‘Om te beginnen was Europa slim genoeg om de afspraken over toelaatbare tekorten on hold te zetten tijdens de coronacrisis. De meeruitgaven die toen gemaakt zijn, tellen niet mee. Dat toont een veranderde mentaliteit. Europa staart zich niet meer blind op die limieten van 60 en drie procent.’
‘De nieuwe uitgavennorm kijkt alleen naar de uitgaven, laat lidstaten vrij om te bepalen hoe ze inkomsten vergaren, en houdt rekening met de gemiddelde groei over een periode van tien jaar. Dat zorgt voor meer stabiliteit. Bovendien wil de Commissie het begrotingstraject meer op maat van de lidstaat invullen, al is het nog onduidelijk hoe dat in de praktijk zal gaan. Ik zou de nieuwe regelgeving dus niet bekijken als een terugkeer naar het besparingsbeleid.’
‘Het gevaar is alleen dat die Europese begrotingsgrenzen in eigen land politiek misbruikt worden. Partijen zoals N-VA grijpen ze aan om de regering te betichten van wanbeleid. Wat niet zo is.’
Hoeveel zorgen moeten we ons dan maken over het Belgische begrotingstekort? Volgens de vooruitzichten van de Europese Commissie stijgt dat naar vijf procent van het bbp in 2025, flink meer dan toegestaan.
DECOSTER ¬ ‘Er is geen hard criterium om te zeggen welk tekort en welke overheidsschuld haalbaar zijn. Het doet er niet toe of je de slechtste leerling van de klas bent, het is geen ranking van een voetbalcompetitie. Japan heeft een overheidsschuld van 200 procent, maar kan nog altijd geld lenen op de financiële markten. Wij gaan nu naar 108 procent van het bbp in 2025. De vraag is wanneer die financiële markten ongerust worden, maar dat is de irrationele psychologie van de vrije markt. Is dat bij 130 procent? Bij 300 procent? De markten kijken niet alleen naar de tekorten, maar ook naar de geloofwaardigheid van de regering. Gek genoeg beïnvloeden we die ongerustheid door zelf te panikeren.’
‘Onze schuld stijgt wel, maar explodeert niet. Zolang de intrest die we moeten betalen om onze tekorten te financieren lager ligt dan de economische groei, is het probleem beheersbaar. Niettemin kent België een onevenwicht tussen de groeiende uitgaven en de beschikbare inkomsten. Vooral door de gezondheidsuitgaven, dankzij de technologische vooruitgang, en de pensioenen. Een ernstig politiek debat over hoe je de stijgende sociale uitgaven financiert, juich ik toe.’
Hoe moet die financiering eruitzien?
DECOSTER ¬ ‘Ik denk dat mensen bereid zijn om te betalen voor gezondheidszorg, en als we dat samen willen doen, moeten we zorgen dat de inkomsten voor de sociale zekerheid volgen. Als we dan niet willen dat ons tekort oploopt en niet te afhankelijk willen zijn van de financiële markten, zie ik maar één oplossing: zorgen voor een financiering die ruimer is dan sociale bijdragen op arbeid. Er moet, met andere woorden, een sociale bijdrage komen uit vermogensinkomsten. Dan betalen we ons sociale systeem zelf.’
‘Vanuit dat opzicht vind ik het mislukken van een fiscale hervorming een grote, gemiste kans van de federale regering. Dat leek op het laatst een forse, peperdure lastenverlaging, zonder dat er inkomsten uit vermogen tegenover stonden. Dat dreigt onze geloofwaardigheid op de financiële markten wel aan te tasten.’
Als we dus geen hogere lasten op arbeid willen, en niet willen afhangen van de irrationaliteit van de financiële markten, maar wel bereid zijn om de gezondheidszorg en pensioenen collectief te dragen, dan moet er een vermogensinkomstenbelasting komen.
DECOSTER ¬ ‘Absoluut. Arbeidsinkomen staat voor ongeveer 65 procent van ons nationaal inkomen. Voor de overige 35 procent is er dus nog marge. Overigens gaat er steeds minder van de gecreëerde meerwaarde naar lonen. Reden te meer om naar vermogen op te schuiven.'