Volgens Chris Serroyen van de ACV-studiedienst bevestigt het rapport nogmaals het belang van sociale beschermingsmaatregelen zoals de tijdelijke werkloosheid. ‘Daarin is ons land werkelijk uniek en dat wordt in het verslag ook terecht geroemd. Het systeem vermijdt het verlies van banen en vergemakkelijkt de terugkeer naar het werk. Doordat de uitkering bij tijdelijke werkloosheid hoger ligt dan die bij klassieke werkloosheid, beschermt ze ook meer tegen inkomensverlies dan dat het bij volledige werkloosheid het geval is. De tijdelijke werkloosheidsuitkering voorkomt ongeveer de helft van het inkomstenverlies, dat bij het ontslag van de werknemer zou ontstaan.’
Maar Chris Serroyen wil er op wijzen dat hoewel een deel van het inkomensverlies gecompenseerd wordt, er wel degelijk een belangrijk verlies blijft. ‘Dat mogen we niet onderschatten. Het systeem is slechts een gedeeltelijke buffer. Tijdelijke werkloosheid blijft een zware financiële aderlating voor veel gezinnen.’ Veel van die werklozen hebben doorheen de COVID-crisis hun spaargeld moeten aanspreken en zijn dus zonder grote spaarbuffer de energiecrisis ingegaan.
Lagere inkomens de dupe
Hoewel het rapport ervan spreekt dat het vermogen van de Belgische gezinnen gemiddeld genomen gestegen is, komen de onderzoekers tot de conclusie dat achter dat gemiddelde sterke verschillen schuilgaan. ‘Het is zo dat het gemiddelde gezin kon sparen, omdat er veel mogelijkheden om te consumeren wegvielen, zoals de horeca, cultuur- en toerismesector. Daarvan hebben vooral de gezinnen met een hoger inkomen kunnen profiteren. Het grote probleem situeert zich bij de lagere- en middenlage inkomens. Zij kennen een ander consumptiepatroon dat veel minder samendrukbaar is’, legt Serroyen uit. ‘Wie een lager inkomen heeft, kan doorgaans in normale tijden al minder sparen. Werknemers met een laag loon zijn dus met veel minder spaargeld de coronacrisis ingegaan en kwamen meer dan anderen in de volledige of tijdelijke werkloosheid, waardoor zij hun weinige spaargeld verder zagen wegsmelten.’
De onderzoekers stelden vast dat zo’n 15 procent van de Belgische huishoudens niet over financiële reserves beschikt die hoog genoeg zijn om de uitgaven tijdens één maand te dekken. 30 procent van de totale bevolking zou geen drie maanden zonder inkomen kunnen overbruggen. Bij de groep op actieve leeftijd die niet aan het werk is, loopt dat zelfs op tot één op de twee huishoudens. ‘Dat zijn toch vrij ontnuchterende cijfers.’
Energiecrisis zorgt voor vergroting bestaande problemen
Doordat de gezinnen met een lager inkomen dus verzwakt uit de coronapandemie gekomen zijn, zitten zij volgens Chris Serroyen ook nu weer volop in de vuurlinie van de energiecrisis. ‘Dat verklaart het acute probleem van de hoge energieprijzen en de grote nood om hier dringend iets aan te doen. Exact dezelfde groep dreigt nu nog meer in de problemen te komen. En niet enkel door de energiefacturen, maar ook door de nieuwe golf van tijdelijke werkloosheid.’
Daarmee doelt hij op de verdere versoepeling van de tijdelijke werkloosheid, eerst als antwoord op de oorlog in Oekraïne, maar sinds 1 oktober ook als antwoord op de stijgende energiekosten van de bedrijven. ‘Die versoepeling was eerst gepland tot 31 december, maar intussen beslist de regering zonder enig overleg met de sociale partners deze te verlengen tot eind maart. Dat betekent dat bedrijven die veel energie gebruiken of die een verdubbeling van de energiefactuur zien, geen strobreed in de weg wordt gelegd om hun personeel zes maanden lang ononderbroken tijdelijk werkloos te stellen’, verklaart Serroyen. ‘Wel is re voor die mensen weliswaar een verhoogde uitkering bekomen. Zij krijgen 70 procent van hun loon - zij het wel met een maximum - dat wordt aangevuld met een toeslag van minstens 6,10 euro per dag. Ook de gelijkstelling voor het vakantiegeld is voorzien. Maar dan nog blijft het voor de meeste mensen gaan om een aanzienlijk inkomensverlies, dat vaak gepaard gaat met een sterk aangetaste spaarbuffer en een hoog oplopende energierekening.’
Volgens het ACV blijft het daarom belangrijk in de koopkracht te blijven investeren en krachtdadiger op te treden tegen de stijgende armoede bij de bevolking. ‘We zijn niet ongelukkig met de bijkomende maatregelen die de federale regering nu heeft aangekondigd om de energiekosten te drukken. Het is ook positief dat ze niet gezwicht is onder de zware druk van werkgevers en de rechterzijde om de indexering van de lonen overboord te gooien. Maar dat volstaat niet. Het sociaal energietarief had al lang moeten worden uitgebreid naar gezinnen met middenlage inkomens, met een meer automatische toekenning dan vandaag. En ook de beloofde belastinghervorming die de lagere inkomens ten goede zou komen, laat ook zich wachten. Bovendien vormt de loonnormwet nog altijd een dwangbuis voor loonsverhogingen bovenop de index, zelfs niet in sectoren of bedrijven die tijdens deze opeenvolgende crisissen zeer goed boeren of waar de werknemers het zeer hard te verduren hebben.’