Ik zie echter een denkfout. Zolang we de taken van de verpleegkundige beschouwen als ‘dingen die hij of zij kan overnemen van een arts’, of ‘dingen die hij of zij kan doen als aanvulling op de behandeling door een arts’, kijken we op de verkeerde manier naar zorg. We kijken dan door een louter klinische bril. De zogenaamde geneesheer krijgt een zieke voor zich met de taak die te genezen, weliswaar omringd door een team van mensen die hem assisteren. De verpleegkundige maakt deel uit van dat team. In deze top-downvisie is het curatieve, het genezen, nog steeds de hoofdtaak.
Als we ook in de toekomst nog op dezelfde manier voor mensen willen zorgen als vandaag, is een andere aanpak nodig. We moeten niet alleen genezen wie ziek is, maar veel en véél meer inzetten op het voorkomen dat mensen ziek worden. Preventie en welzijn worden dan de hoofdtaken van ons zorgsysteem. In dat nieuwe model verandert ook de hiërarchie. De verpleegkundige wordt de ‘zorgcoördinator’ van de patiënt. Hij of zij vertrekt vanuit een brede visie op gezondheid, met aandacht voor het medische maar ook voor het psychosociale welzijn en de financiële en maatschappelijke situatie van de patiënt. Zijn of haar werk start met de vraag ‘Hoe gaat het met u?’ in plaats van ‘Wat scheelt er? Wat is er mis met u?’ De arts wordt ingeschakeld bij klinische problemen. De gang van zaken in wijkgezondheidscentra en heel wat huisartsenpraktijken toont dat zo’n toegankelijke vertrouwenspersoon een draaischijf kan zijn van een sterke en nabije zorg.
Ook voor de verpleegkundige zelf verandert er op die manier veel. Uit het rapport van het Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg waarop de minister zich baseert, blijkt dat 81 procent van de bevraagde verpleegkundigen patiënten krijgen doorverwezen via artsen. Zij hebben niet de lead, maar sluiten aan in een tweede of derde fase van een zorgtraject. Ik denk dat we hen net op de voorgrond moeten zetten om de zogenaamde intake te doen. We moeten onze artsen daar inzetten waar ze hun opleiding en ervaring het best kunnen valoriseren. Hetzelfde geldt voor onze verpleegkundigen.
Als we het beroep van verpleegkundige echt willen herwaarderen, zijn we het hen ook verplicht om orde op zaken te stellen in de wildgroei aan opleidingen. Een bepaald diploma geeft de verantwoordelijkheid om bepaalde taken uit te voeren. Vergelijk het met een rijbewijs. Iedereen die zich gemotoriseerd op de openbare weg begeeft, moet een rijbewijs op zak hebben. De letter A, B of C op dat document geeft aan of je dat met een brommer, een auto of een vrachtwagen mag doen. Als je de analogie trekt met de opleidingen verpleegkunde, geven we vandaag rijbewijzen uit waarmee je enkel met een vrachtwagen die groenten vervoert mag rijden, of enkel met een gele auto. En dan ook nog enkel tot aan de grens. De uniformiteit is zoek. We hebben HBO5-opleidingen bachelors, masteropleidingen, postgraduaten en banaba’s. Daarnaast baart de kwaliteit me zorgen, meer bepaald wat betreft de uitstroom uit de voortgezette beroepsopleiding HBO5.
LEES OOK
Zolang we geen eenvormigheid creëren in de studiemogelijkheden, bijbehorende takenpakketten en nodige diploma’s, in lijn met de Europese regelgeving, wordt het beroep van zorgkundige niet aantrekkelijker.