De teneur van een aantal reacties op het onderzoek rond mentale gezondheid van jongeren in de krant van gisteren, was hard. ‘Negen op de tien jongeren zijn er goéd aan toe, dat verdient minstens evenveel aandacht! Waarom toch dat pessimisme?’. Omdat die tien procent jongeren waarmee het niet zo goed gaat, ertoe doen. Elk van hen. Het is geen marginale groep. Het gaat om ongeveer 60.000 Vlaamse jongeren. Die moeten we aan boord houden. Omdat we elkaar meer dan ooit nodig hebben over de generaties heen.
Onze bevolkingspiramide – eigenlijk eerder een ‘kebab’ qua vorm – spreekt voor zich. De ooit brede basis van jeugdige ijver waarop de hele bevolking stoelt, versmalt. Het aantal actieve mensen dat bijdraagt aan het blijven functioneren van onze welvaartsstaat, neemt af. Er zijn nu al overal mensen tekort. We hebben onze jongeren nodig op de arbeidsmarkt. De kinderopvang, het onderwijs en de ouderenzorg kreunen onder het aantal openstaande vacatures. We slagen er niet in om goed voor onze allerkleinsten te zorgen. Ook het enthousiasme om voor een klaslokaal vol tieners te gaan staan, daalt. Ik vrees nu al de dag waarop de laatste zorgmedewerker de deur achter zich dicht trekt. Maar ook de ‘onbetaalde arbeid’ van onze jongeren is van tel. De dingen die ze doen voor hun gezin, hun familie, hun klasgenoten, hun jeugdvereniging etc.
De veerkracht van onze jongeren, om uit te groeien tot volwassenen die een actieve rol spelen in onze samenleving, is essentieel. Het politieke mantra ‘Iedereen moet bijdragen’ klinkt unisono. Als we ook verwachten dat onze jongeren zo snel mogelijk bijdragen, moeten we zorgen dat ze sterk genoeg in hun schoenen staan om eraan te beginnen. De burn-out pandemie mag niet overwaaien naar wie het werkende leven nog moet aanvatten.
Ook uit ons eigen onderzoek uit de nadagen van de pandemie in 2021, blijkt dat het mentale welbevinden van jongeren gestaag achteruitgaat. We zagen toen bovendien ook dat jongeren met een ongunstige sociaaleconomische achtergrond, met recht op een verhoogde tegemoetkoming (toen 15 procent van ons totale ledenaantal), het zwaarder hebben: 33 procent van hen gebruikte antipsychotica, 29 procent werd gehospitaliseerd en 25 procent kwam in de dringende hulpverlening terecht. Daarnaast weten we uit ander onderzoek ook dat mensen in een economisch kwetsbare situatie, moeilijker toegang krijgen tot geestelijke gezondheidszorg maar wel net vaker kampen met psychologische problemen. Armoede is een trigger voor mentaal welbevinden. Daarom moeten we de financiële draagkracht van gezinnen, ook die met adolescenten, blijvend monitoren. We moeten er ook op toezien dat we in de evolutie van de sociale bescherming in Vlaanderen – kinderbijslag, schooltoelage – niet uit de bocht gaan.
De druk op de schouders van onze jongeren is groot. De Nederlandse filosoof Thijs Lijster schreef dat de moderne mens zichzelf meer en meer ziet als ondernemer, met de morele plicht in zichzelf te investeren. We moeten de beste versie van onszelf zijn, en als dat niet lukt moeten we maar een tandje bijsteken. Maar vooraleer we onszelf kunnen ‘vermarkten’, moeten we gedragen worden door investeringen van anderen. Investeringen van de overheid in goede crèches, in onderwijs, in zorg, in een betere work-life balans voor jonge ouders, zodat we vervolgens voor onszelf én later voor de ouderen van dagen kunnen zorgen. Enkel op die manier zullen de investeringen renderen.
Luc Van Gorp - voorzitter CM
