Nieuw zijn die grote winstmarges van de Belgische bedrijven allerminst. Zowel de winsten voor als na het betalen van alle belastingen stijgen al jarenlang. ‘De brutowinstmarges van Belgische bedrijven vertonen een opwaartse trend, met een aanzienlijke versnelling vanaf 2014’, concludeert de Nationale Bank in een nieuw rapport. De nettomargevoet, dus na aftrek van belastingen, steeg iets gematigder. Maar ook die maatstaf nam sinds 2014 duidelijk toe, toont hetzelfde onderzoek.
Niet alleen in historisch perspectief tekenen we records op, schets Olivier Malay, doctor in de economie, universitair lesgever aan de ULB en econoom bij ACV Voeding en Diensten. ‘Ook in vergelijking met onze buurlanden groeiden de winsten van de Belgische ondernemingen uitzonderlijk hard. De berekeningen van de Nationale Bank gaan dan wel tot en met 2021, ook in 2022 tekenden de reële winten records op. Die kwamen er dankzij prijsverhogingen in sleutelsectoren. In de cijfers van 2023 verwachten we wel een daling.'
Minder winsten naar lonen
Een andere opvallende conclusie is dat in diezelfde tijd de loonkosten veel minder stegen dan de arbeidsproductiviteit. Of anders gesteld: van die winsten gaat een steeds kleiner deel naar de lonen en werknemers. Malay: 'In reële termen zijn lonen sinds 2014 eingelijk nauwelijks gestegen. Dat voedt waarschijnlijk ook de ontevredenheid bij werknemers.' Daarvoor ziet de Nationale Bank verschillende verklaringen. Zo waren er bijvoorbeeld de befaamde indexsprong en de korting op de bijdrages voor de sociale zekerheid voor werkgevers. Maar als belangrijkste reden voor het kleinere aandeel dat naar lonen gaat, noemt de Nationale Bank de loonnnormwet. Die wet bepaalt dat Belgische lonen maximaal gelijke tred mogen houden met de lonen in onze omringende landen.
Bijna alle genoemde maatregelen om de lonen te beperken staan op het conto van de regering-Michel. Malay: ‘Ze werden gepresenteerd als ingrepen om de werkgelegenheid te stimuleren, maar vooral de bedrijfswinsten haalden voordeel uit de maatregelen.’ Volgens de expert konden de winsten alleen maar stijgen, omdat een steeds kleiner deel van de koek naar de lonen mocht gaan.
Die maatregelen om de loonkosten te matigen hebben inderdaad hun effect niet gemist, zegt ook de Nationale Bank in het rapport. Integendeel, want in 2021 lagen de Belgische loonkosten per prodcutie zelfs onder die van buurlanden als Duitsland en Frankrijk. Teruggerekend naar wat de gemiddelde Belgische werknemer produceert, kost die werknemer een onderneming ondertussen ongeveer hetzelfde als een werknemer in Nederland. Als we de productiviteit ook mee in rekenschap nemen, valt er volgens de Nationale Bank van onze befaamde loonhandicap tegenover de buurlanden niet veel meer te merken.
Koele minnaar
De loonnormwet lijkt dan op het eerste gezicht doelmatig te zijn, toch is de Nationale Bank een koele minnaar. Want, zo stelt ze in het rapport, laat de wet niet toe om per sector te kijken hoe groot de productiviteitsgroei was. Als voorbeeld noemt het rapport de verwerkende industrie, waar de productiviteit veel harder groeide dan de lonen, omdat die beperkt waren door de loonnormwet. ‘Dat zou erop kunnen wijzen dat het sterk gecentraliseerde systeem voor loononderhandelingen onvoldoende ruimte biedt om de loonstijging te verbinden met de bedrijfstakspecifieke productiviteitstrends.’ Sectoren die het uitzonderlijk goed deden, waren volgens De Nationale Bank bijvoorbeeld de vastgoedontwikkeling en de farmaceutische industrie.
Tot slot, kampt de loonnnormwet met nog andere beperkingen. Zo houdt de wet bijvoorbeeld loonsubsidies buiten beschouwing, waardoor het verschil in loonkosten met buurlanden groter lijkt dan het werkelijk is. Of zoals ACV-voorzitter Marc Leemans het steevast omschrijft: ‘sjoemelsoftware’.