Mensen in 1936 op straat om opslag, een kortere werkweek en verlof te eisen // © Amsab-Instituut voor Sociale Geschiedenis

Eindelijk zomer, eindelijk vakantie. Aan de rust op de weg, in de trein, op de werkvloer of overal om ons heen is het duidelijk te merken: de Belg is op congé. Die jaarlijkse vakantie lijkt tegenwoordig een vanzelfsprekendheid, maar dat is het niet. Hoe twee vermoorde havenarbeiders tot onze vakantie leidden.

Nils De Neubourg

Juni 1936 was een hete maand. Niet alleen op de thermometer, maar ook op straat. Nadat fascisten twee Antwerpse vakbondsleiders doodschoot, was de geest van verandering uit de fles. Een rouwstoet van dokwerkers voor de vermoorde collega’s werd een lokale 24-urenstaking. Die havenstaking resoneerde in de Luikse metaal- en steenkoolsector, waar ook misnoegde werknemers op straat kwamen. Als een olievlek dijden lokale acties snel uit over het hele land. Op 18 juni van dat jaar trokken tijdens een grote nationale staking meer dan een half miljoen werknemers door de straten.

De acties misten hun effect niet. Want in 1936 besloot de regering om na de reeks ongeziene stakingen het eerste grote driepartijenoverleg te organiseren. Vertegenwoordigers van de regering, vakbonden en werkgevers gingen voor het eerst in de geschiedenis nationaal rond de tafel zitten. Op die tafel lag onder meer een week betaald verlof, naast eisen voor onder meer een veertigurige werkweek. Die eisen, die toen uit Frankrijk overgewaaid kwamen, werden vanaf 8 juli 1936 een collectief recht.

Vandaag is het misschien makkelijk te vergeten in de auto op de Autoroute du soleil, maar onze congé payé hebben we dus rechtstreeks te danken aan werknemers die zich verenigden in vakbonden en bijna een eeuw geleden op straat kwamen. Zij dwongen het allereerste Belgische sociaal overleg die naam waardig af.

Visie Nieuwsbrief inschrijven

Blijf op de hoogte via onze nieuwsbrief!